WARMTELEER Flashcards
α
lineaire uitzettingscoëfficiënt (1/°C)
γ
kubieke uitzettingscoëfficiënt
c
= soortelijke warmte
= hoeveelheid warmte nodig om T van een materie te doen stijgen
VAST ———> GAS
sublimeren
VAST ———> VLOEIBAAR
smelten
GAS ———> VLOEIBAAR
condenseren
GAS ———> VAST
rijpen
VLOEIBAAR ———> VAST
stollen
VLOEIBAAR ———> GAS
verdampen
dynamisch evenwicht bij verzadigde damp
verzadigde damp (absolute vochtigheid)
absolute vochtigheid
massa waterdamp / massa droge lucht
(dampdruk = verzadigingsdruk)
relatieve vochtigheid
waterdampdruk / verzadigingsdruk . 100%
koken
P(atm) = P(verzadinging)
verband uitwendige druk en kooktemperatuur
hoe hoger P(uitwendig), hoe hoger T(k)
(toepassingen: koken op andere Tk dan normaal
- snelkookpan
- autoclaaf)
kritisch punt
geen onderscheid tussen vloeistof of gas
= superkritische vloeistof
tripelpunt
= stof in 3 aggregatietoestanden (g,vl,v)
lijnen in fasediagram
- sublimatielijn (vast -> gas)
- smeltlijn (vast -> vloeibar)
- kooklijn (vloeibaar -> gas)
Tc
= kritische temperatuur
= boven deze T komt de stof NIET in vloeibare fase voor
Pc
= kritische druk
= druk nodig om een gas vloeibaar te maken bij de kritische T
fasediagram
P(T) - grafiek
I vloeibaar vast I\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_\_ I I gas
warmteoverdracht op drie manieren:
- geleiding/conductie
- convectie
- warmtestraling
conductie = geleiding
materie raakt elkaar
convectie
verplaatsing van de materie (vl/g)
bv. verwarming door radiator
- vrije <-> gedwongen
warmtestraling
elk voorwerp straalt EM-golven uit
wet van Stefan-Boltzman (formularium)
P(A)
dampdruk A
x(A)
molfractie = mol A / totaal mol
P(A)°
verzadigingsdruk A