Wanneer is men aansprakelijk? Flashcards

1
Q

Voor wie is men aansprakelijk?

A

Het vermoeden van aansprakelijkheid van de ouders geldt voor hun kinderen die minderjarig zijn op het moment van het schadeverwekkende feit:
Ongeacht geestesstoornis
Het vermoeden houdt op in geval van ontvoogding (artt. 476-486 BW)
Het vermoeden geldt evenmin voor ouders van een verlengd minderjarige

De ouders zijn aansprakelijk als de minderjarige een fout of minstens
een objectieve onrechtmatigheid heeft begaan.

Niet bij vreemde oorzaak of rechtvaardigingsgrond
Ongeacht schuldbekwaamheid minderjarige
Moet wel nog steeds toerekenbaar zijn aan de minderjarige

De minderjariige zelf kan ook aangesproken worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wettelijk weerlegbaar aansprakelijkheidsvermoeden: Dubbel vermoeden
Weerlegbaar; cumulatief voorwaarden

A

Fout in de opvoeding:
* De ouders moeten concrete elementen bij- brengen die wijzen op een goede opvoeding
* Slechte opvoeding kan in beginsel niet afgeleid worden uit de zwaarwichtigheid van de fout

Fout in het toezicht
* De ouders moeten bewijzen dat zij voldoende toezicht hebben uitgeoefend om de schadeverwekkende daad te vermijden
* Gemakkelijk te leveren hij materiële of juridische onmogelijkheid om toezicht te houden

Bovendien: vermoeden van oorzakelijk verband

Aansprakelijkheidsvermoeden en geen foutvermoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Persoonlijke aansprakelijkheid van de minderjarige:

A

De minderjarige kan ook persoonlijk aangesproken worden
In solidum gehoudenheid met ouders
Probleem onvermogendheid minderjarige
Probleem verjaring

De minderjarige kan ook zijn ouders aanspreken (evt. gedeelde fout),
doch niet op basis van art. 1384, lid 2 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor wie is men aansprakelijk:
De onderwijzers en ambachtslieden

A

De onderwijzers en ambachtslieden zijn aansprakelijk voor hun
leerlingen en leerjongens.

= diegenen die onderwijs ontvangen
Aansprakelijkheid van de onderwijzers
Ongeacht meerderjarigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is men aansprakelijk: De onerwijzers of ambachtslieden.

A

 De leerling begaat een fout of minstens een objectieve
onrechtmatigheid waarmee hij schade aan derden veroorzaakt
 De leerling staat op het moment van het schadeverwekkend feit onder toezicht van de onderwijzer

≠ leerling zelf of leerkracht
Wel: schade door weerkaatsing van de ouders

Deze voorwaarde duidt niet op een effectief toezicht maar
wel op een toezichtsverplichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wettelijk weerlegbaar aansprakelijkheidsvermoeden: onderwijzers of ambachtslieden.

A

Naast een fout in het toezicht van de onderwijzer wordt ook het
oorzakelijk verband tussen de schade en de fout vermoed.
 Het vermoeden is weerlegbaar
 A.h.v. criterium van de bonus pater familias
 Bijzondere aandacht aan leeftijd leerlingen, gevaarlijke karakter van
de activiteit en het plots en onvoorziene karakter van een
schadeverwekkende gedraging

Er is dus sprake van een aansprakelijkheidsvermoeden
en niet van een foutvermoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beperkingen van de aansprakelijkheid

A

De onderwijzer kan zich beroepen op artikel 18 WAO (werknemers) of
artikel 2 van de wet van 10 februari 2003 (statutair personeel).

Hij is dus slechts aansprakelijk voor zijn opzettelijke,
zware of herhaalde lichte fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling

A

De onderwijsinstelling kan niet beschouwd worden als onderwijzer in de zin van artikel 1384, lid 4 BW. Zij kan wel aangesproken worden op
basis van:

 Artt. 1382-1383 BW op persoonlijke basis
 Artikel 1384, lid 3 BW als aansteller van de leerkrachten, voor
zowel de persoonlijke als de kwalitatieve aansprakelijkheid van de
leerkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Samenloop met andere aansprakelijkheden

A

Aanspreken andere leerling
Probleem: onvermogend

Aanspreken leerkracht via
aansprakelijkheidsvermoeden
Probleem: niet aansprakelijk voor lichtste fout

Aanspreken ouders via aansprakelijkheidsvermoeden
Probleem: tegenbewijs van toezicht

Aanspreken van de onderwijsinstelling
Probleem: bewijzen eigen fout
Voordeel: als aansteller leerkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aansprakelijkheid: aansteller; wanneer is men aansprakelijk? 3 voorwaarden

A

(a)Band van aanstelling
(b)Fout, objectieve onrechtmatigheid of kwalitatieve aansprakelijkheid van de aangestelde
(c) In de bediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Band van aanstelling

A

Voor de toepassing van artikel 1384, lid 3 BW is in de eerste plaats een
band van aanstelling of ondergeschiktheid vereist.

Van zodra iemand voor eigen rekening zijn gezag en toezicht op de
daden van een ander in feite kan uitoefenen

In concreto nagaan wie op het ogenblik van de feiten het feitelijk
gezag en toezicht daadwerkelijk of potentieel uitoefende

Het is mogelijk dat de aangestelde over een ruime vrijheid beschikt

De aansteller moet geen wetenschappelijke of technische kennis bezitten om precieze instructies te kunnen geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer is er een band van aanstelling?

A

In vele gevallen blijkt de band van aanstelling uit het bestaan van een
arbeidsovereenkomst tussen de aansteller en de aangestelde. De
arbeidsovereenkomst is evenwel slechts een indicatie.
Gelegenheidsaanstelling/Interimarbeid
Rechter moet niet toetsen aan potentieel gezag maar aan
feitelijk gezag en toezicht

Mogelijkheid van gecumuleerde aansprakelijkheid juridische en
feitelijke aansteller?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(b)Fout, objectieve onrechtmatigheid of kwalitatieve aansprakelijkheid van de aangestelde: Wanneer is dat van toepassing?

A

Voor de toepassing van artikel 1384, lid 3 BW is in de tweede plaats
vereist dat de aangestelde ofwel een fout of minstens een objectieve
onrechtmatigheid begaat, ofwel zelf kwalitatief aansprakelijk kan worden
gesteld.

 Principe 1382 BW (in solidum gehoudenheid)

 Aangestelde kan ook schuldonbekwaam zijn of genieten van de quasi-immuniteit op basis van art. 18 WAO

 Aangestelde kan zelf kwalitatief aansprakelijk zijn als leerkracht of
als bewaarder van een zaak of een dier

Aangestelde moet niet individueel geïdentificeerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In de bediening: Wat houdt dat in?

A

Ten derde is vereist dat de aangestelde de onrechtmatigheid begaat in de bediening waarvoor hij werd aangesteld.

  • Tijdens de bediening: ruimer dan strike werkuren
  • Minstens onrechtstreeks en occasioneel verband houden met de
    bediening

 Ook in geval van misbruik van functie!

De aansteller kan zich dan bevrijden door aan te tonen dat de aangestelde buiten de bediening waarvoor hij was aangesteld, zonder zijn toestemming en voor een ander doel dan zijn eigen taak heeft gehandeld

De aansteller kan zich bij misbruik van functie door de aangestelde ook
op de eigen fout van het slachtoffer beroepen:

 De benadeelde behoorde te weten dat de aangestelde buiten zijn
bediening optreedt
Aansteller is niet aansprakelijk

 De benadeelde weet of behoort te weten dat de aangestelde misbruik
van zijn functie begaat binnen zijn bediening
Gedeelde aansprakelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wettelijk onweerlegbaar aansprakelijkheidsvermoeden

A

Als aan de vernoemde voorwaarden is voldaan, geldt een onweerlegbaar
aansprakelijkheidsvermoeden ten aanzien van de aansteller.

 De aansteller kan het vermoeden niet weerleggen door het
tegenbewijs te leveren dat hem geen fout treft

 De aansteller kan zich alleen bevrijden door aan te tonen dat de
toepassingsvoorwaarden van artikel 1384, lid 3 BW niet vervuld zijn of
door aan te tonen dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de vermoede fout en de schade

Alleen derden kunnen zich erop beroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aansprakelijkheid voor zaken: wie is aansprakelijk?

A

De aangesproken persoon moet de bewaarder van de zaak zijn. Dit is de
persoon die de zaak voor zijn rekening gebruikt, er het genot van heeft of ze bewaart, met de mogelijkheid er toezicht, leiding en controle op uit te oefenen.

 Vaak de eigenaar, doch niet altijd
 Beoordeling in concreto
 Mogelijkheid van gezamenlijke bewaring
 De aangestelde kan een feitelijke bewaarder van de zaak zijn
 De overheid is bewaarder van de wegen die tot zijn domein behoren

16
Q

Waarvoor is men aansprakelijk? Zaken

A

De bewaarder is aansprakelijk voor de zaken die hij onder zijn bewaring
heeft. Hiertoe is vereist dat de zaak voor bewaring vatbaar is.

Geen dieren en gebouwen die onder artikelen 1385 en 1386 BW
vallen
Wel gestorven dieren
Ook samengestelde zaken

Het element moet één geheel vormen met de rest

17
Q

Wanneer is men aansprakelijk voor zaken, 3 kenmerken?

A

De bewaarder van de zaak is aansprakelijk wanneer de schade het gevolg is van een gebrek in de zaak = een abnormaal kenmerk waardoor die zaak in bepaalde gevallen schade kan veroorzaken

Een kenmerk van de zaak:
Het feit dat een zaak foutief gebruikt wordt, zal niet de kwalitatieve aansprakelijkheid van de bewaarder teweegbrengen. Als een gebrek van
de zaak heeft bijgedragen aan de schade, dan kan er wel een gedeelde aansprakelijkheid ontstaan.
Let op: samengestelde zaken

De zaak moet in haar geheel een abnormaal kenmerk vertonen

Het gebrek moet de structuur van de zaak aantasten

Een abnormaal kenmerk:
Het kenmerk van de zaak moet abnormaal zijn. Daarvoor moet de zaak vergeleken worden met zaken van dezelfde soorten hetzelfde type op het ogenblik van de feiten

Er wordt ook steeds meer vereist dat ze moet beantwoorden aan de normaal gestelde maatschappelijke veiligheidsverwachtingen

kan schade berokkenen aan derden:
Het is niet vereist dat de zaak ongeschikt is voor het gebruik waartoe het is bestemd
Wel moet het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade worden bewezen

18
Q

Wettelijk onweerlegbaar aansprakelijkheidsvermoeden

A

Traditioneel werd de bewaarder vermoed een fout te hebben begaan
door een gebrekkige zaak onder zijn bewaring te hebben. Hij mag het
aansprakelijkheidsvermoeden echter niet weerleggen door aan te tonen
dat hem geen fout treft:

 Een vorm van objectieve aansprakelijkheid

 Bewaarder kan alleen weerleggen door te bewijzen dat niet aan de voorwaarden is voldaan

 Bewaarder kan aantonen dat de schade niet is te wijten aan een gebrek maar een vreemde oorzaak

 De fout van het slachtoffer kan tot een verdeling van de schade lijden

19
Q

Aansprakelijkheid voor dieren

A

Artikel 1385 BW stelt een onweerlegbaar foutvermoeden in ten aanzien van de eigenaar van het dier of de bewaarder.

= Een alternatieve aansprakelijkheid
* Beoordeling in concreto
* Moeilijkheden bij tijdelijk verzorgen van dieren

De benadeelde moet aantonen dat de aangesprokene op het ogenblik van de schadeverwekkende gebeurtenis de bewaring over het dier had.

20
Q

Waarvoor is men aansprakelijk bij dieren:

A

De eigenaar of bewaarder is aansprakelijk voor de gedragingen van alle dieren die voor bewaking of bewaring vatbaar zijn en die door hun gedrag schade aan derden berokkenen.

21
Q
  1. Wettelijk onweerlegbaar foutvermoeden: Bij dieren
A

De benadeelde moet enkel bewijzen dat er een causaal verband bestaat
tussen de gedraging van het dier en de ingeroepen schade.

 Een vermomde vorm van objectieve aansprakelijkheid
 Toepassing artikel 18 WAO
 Aansprakelijk kan zich alleen bevrijden door de toepassings-
voorwaarden te weerleggen, en vreemde oorzaak

Aanzienlijke verlichting door de rechtspraak van het
Hof van Cassatie

22
Q

aansprakelijkheid voor gebouwen: waarvoor?

A

De eigenaar is aansprakelijk voor een gebouw in de ruime zin.
Iedere door de mens opgerichte constructie die op duurzame wijze
met de grond is verbonden
Steeds om onroerende goederen
Ook roerende goederen die onroerend zijn geworden door
incorporatie
Geen roerende goederen die onroerend zijn geworden door
bestemming

23
Q

Wanneer is men aansprakelijk voor gebouwen

A
  • De schade moet het gevolg zijn van een instorting van het gebouw
  • De instorting moet het gevolg zijn van een verzuim aan onderhoud of
    een gebrek in de bouw

De instorting moet enig belang of enige omvang tonen
Dientengevolge is er een tweevoudig causaal verband

24
Q

Wettelijk onweerlegbaar aansprakelijkheidsvermoeden: Voor gebouwen

A
  • De benadeelde moet geen fout in hoofde van de eigenaar bewijzen.
    Hij moet alleen bewijzen dat de schade is veroorzaakt door de
    instorting van het gebouw en de instorting van het gebouw is te
    wijten aan een verzuim in het onderhoud of een gebrek in de bouw.
  • De eigenaar kan zich alleen verweren door aan te tonen dat niet aan de toepassingsvoorwaarden is voldaan of aanvoeren dat de instorting is te wijten aan een vreemde oorzaak.
  • Er kan gedeelde aansprakelijkheid ontstaan tussen de eigenaar en een
    derde