W1: Perceptie, actie en leren bij baby's Flashcards

1
Q

Wat wordt er bedoeld met sensatie?

A

Hierbij wordt verwezen naar de verwerking van basale informatie uit de buitenwereld, aan de hand van receptoren in de zintuigen (ogen, oren, huid etc) en de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is perceptie?

A

Het proces van het organiseren en interpreteren van sensorische informatie uit de buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de preferentiële kijktechniek?

A

Bij deze techniek worden twee visuele stimuli naast elkaar gehouden. Als de baby langer naar een van de twee kijkt, kun je dus concluderen dat de baby het verschil kan zien. Er is ook gebleken dat een baby liever naar iets dan naar niets kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is habituatie?

A

Bij dit proces wordt een baby herhaaldelijk dezelfde stimulus laten zien, totdat hij/zij eraan gewend is. Hierna word er een nieuwe stimulus laten zien. Wanneer de baby daar een reactie op geeft, kun je concluderen dat hij het verschil tussen de oude- en nieuwe stimulus kan onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe meten ze de gezichtsscherpte van een baby?

A

Hiervoor gebruiken ze de preferentiële kijktechniek. Dit komt omdat baby’s een lage contrastgevoeligheid hebben, ze kunnen dus moeilijk het verschil zien tussen donkere en lichte gebieden in een visueel patroon. Hierdoor hebben ze een voorkeur voor beelden met een hoog contrast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als een baby van 1 maand oud naar een gezicht kijkt, waar zullen ze dan het meeste op letten?

A

Ze zullen vooral letten op de omtrek van het hoofd, omdat dit het meeste contrast heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor is de contrastgevoeligheid bij baby’s laag?

A

Dit komt omdat de kegelcellen nog niet goed zijn ontwikkeld. Deze cellen zijn namelijk verantwoordelijk voor kleurperceptie en het zien van details.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de fovea?

A

Dit is het centrale punt op het netvlies waar de kegelcellen zich bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is de kleurperceptie volledig ontwikkelt?

A

Dit is na 2 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Reageren baby’s op een kleurverandering van lichtrood naar donkerrood?

A

Nee, baby’s reageren echter wel op een kleurverandering in een ‘andere categorie’ zoals rood-blauw. Dit suggereert dat baby’s tenminste enkele kleurcategorieën hebben voordat ze verbaal labels leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Na hoe lang zijn baby’s is staat om bewegende objecten te volgen met hun ogen?

A

Dit is na 4 maanden. En dit komt door maturatie en niet van visuele ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn smooth pursuit eye movements?

A

Dit is wanneer de blik van de kijker met dezelfde snelheid en hoek beweegt als het bewegende object. Dit is essentieel voor het kunnen volgen van bewegende objecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar focust een baby van 4 maanden oud zich vooral op?

A

Op de ogen van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar focust een baby die leert te praten zich vooral op?

A

Op de mond van een ander. Dit gebeurt bij tweetalige baby’s eerder dan bij eentalige baby’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor soort baby’s focussen zich al helemaal als eerst op de mond?

A

Dit zijn tweetalige baby’s die twee talen leren die erg op elkaar lijken. Bijvoorbeeld Duits en nederlands.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is perceptual constancy?

A

Dit is een fenomeen waarbij objecten als constant in grootte, vorm, kleur en dergelijke worden gezien, ondanks de fysieke verschillen in het netvliesbeeld van het object. Als iemand ver weg van je staat weet je nogsteeds dat die persoon 1.85m is, ook al lijkt hij nu kleiner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is scheiding van objecten?

A

Dit is de identificatie van afzonderlijke objecten in een visueel beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het bewijs dat jonge baby’s een object in hun gedachten houden?

A

Dat is het feit dat ze in het donker naar objecten zullen reiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is violation-of-expectancy?

A

Hierbij wordt een gebeurtenis getoond die verassing of interesse zou moeten oproepen bij de baby als het indruist tegen de kennis van de baby.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de kritiek op de violation-of-expectancy procedure?

A

Er zou volgens critici perceptuele informatie in de displays zitten waar baby’s een voorkeur voor zouden hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is auditieve lokalisatie?

A

Dit is de perceptie van de ruimtelijke locatie van de geluidsbron.

22
Q

Waarom zijn pasgeboren baby’s slecht in auditieve lokalisatie?

A
  • Dit komt omdat baby’s een kleiner hoofd hebben, hierdoor is er een kleiner verschil van de aankomst van het geluid op de verschillende oren. Dit helpt volwassenen juist bij auditieve lokalisatie.
  • De ontwikkeling van een auditory spatial map multimodale ervaringen vereist.
23
Q

Wat verbeterd nog aan het auditieve systeem na de geboorte?

A
  • De geluidsgeleiding van het buiten- en middenoor naar het binnenoor.
  • De auditieve paden in de hersenen ontwikkelen zich aanzienlijk.
24
Q

Wat zijn de kenmerken van zuigeling gerichte zang?

A

Zacht en hoog, ze hebben hier een voorkeur voor.

25
Waarom hebben baby's een voorkeur voor zuigeling gerichte zang over zuigeling gerichte spraak?
Dit komt omdat ouders meer lachen tijdens het zingen.
26
Hebben baby's een voorkeur voor consonante tonen of voor dissonante tonen?
Net zoals volwassenen hebben baby's (>twee dagen oud) een voorkeur voor consonante tonen. Dit is aangetoond door de kijktijk naar de speaker te meten.
27
Wat is perceptuele vernauwing?
Een ontwikkelingsverandering waarbij het perceptuele systeem is verfijnd aan de hand van ervaring. Dit verklaard waarom baby's beter verschil in toon kunnen horen dan volwassenen.
28
Wanneer ontwikkeld zich gevoeligheid voor smaak en geur?
Dit ontwikkelt zich al voor de geboorte.
29
Wanneer hebben baby's voorkeur voor geuren?
Dit is al vlak na de geboorte. Zo hebben baby's voorkeur voor de geur van moedermelk.
30
Wat is voedselneofobie?
Hierbij vermijden kinderen voedsel dat ze niet kennen. Deze reactie word sterker beïnvloed door geur dan door smaak.
31
Wat is intermodale (multi-modale) perceptie?
Dit is het combineren van informatie uit twee of meer sensorische systemen.
32
Hoe kun je onderzoeken of een baby al intermodale (multi-modale) perceptie heeft.
Hierbij speelt je twee filmpjes naast elkaar af, waarbij je maar het geluid opzet van een van de filmpjes. Als de baby meer kijkt naar het filmpje die klopt met het geluid. Kun je stellen dat de baby auditief en visueel kan combineren.
33
Wat is het McGurk effect?
Iemand zegt de klank Ba, terwijl er een audio van Ga overheen is geplakt. HIerdoor hoort iemand Da, omdat dit in het midden zit. Zelfs baby's van vier maanden horen dit.
34
Wat zijn reflexen?
Dit zijn vaste actiepatronen die optreden als reactie op een bepaalde stimulus.
35
Noem voorbeelden van reflexen bij baby's
- Rooting: draaien van het hoofd en openen van de mond in de richting van de aanraking. - Sucking and swallowing - Tonic neck: wanneer het hoofd draait of opzij wordt geplaatst strekken de armen aan die kant van het lichaam zich uit, terwijl ze aan de andere kant buigen. - Moro (startle): het hoofd naar achter gooien en de armen strekken en weer snel naar binnen trekken, als schrikreactie. - Grasping - Stepping
36
Waar hangt de snelheid van de motorische ontwikkeling van af?
Als er bijvoorbeeld minder spullen om je heen zijn om je aan vast te houden, moet je het dus sneller zelf doen. En als je in het begin veel gedragen wordt, leer je ook minder snel lopen.
37
Wat is affordances?
Dit omschrijft de handelingsmogelijkheden die worden aangeboden door objecten en situaties (denk aan de mogelijkheid tot zitten die een stoel aanbiedt).
38
Wat zijn pre-reikende bewegingen?
Dit zijn onhandige veegbewegingen in de richting van het voorwerp dat de baby ziet. Dit doen ze voordat ze echt kunnen uitreiken (op ongeveer 7 maanden).
39
Wat is zelfbeweging (self-locomotion)?
Dit is het vermogen om zich in de omgeving te verplaatsen.
40
Hoe ziet lopen er aan het begin uit?
Als baby's na 11-12 maanden beginnen met lopen, lopen ze met hun voeten ver uit elkaar. Dit doen ze om hun ondersteunende basis te vergroten. Ze buigen ook hun heupen lichtjes naar voren om hun zwaartepunt te verlagen. Daarnaast houden ze hun armen in de lucht voor balans.
41
Wat is de schaal-fout?
Hierbij doet een jong kind een poging om een handeling uit te voeren op een miniatuur voorwerp, wat echter onmogelijk is vanwege de grote van een kind. Denk hierbij aan het proberen te zitten op een poppenhuis stoeltje.
42
Wat is habituatie voor een leermethode?
Dit laat zien dat kinderen herkennen dat ze iets al eerder hebben meegemaakt. Het kind heeft een representatie in het geheugen gevormd van de herhaalde en nu vertrouwde stimulus.
43
Wat is statistisch leren?
Dit is het herkennen van statistische patronen. Baby's zijn zeer gevoelig voor regelmaat waarmee de ene gebeurtenis op de andere volgt.
44
Wat is klassieke conditionering?
Dit is een vorm van leren die bestaat uit het associëren van een aanvankelijk neutrale stimulus met een stimulus die altijd een bepaalde reflexieve respons oproept.
45
Wat is instrumentele conditionering?
Dit omvat het leren van de relatie tussen gedrag en gevolgen. Denk hierbij aan operante conditionering en positive reinforcement.
46
Wat is imitatie?
Dit is een vorm van leren door het gedrag van andere te observeren het na te kunnen doen. Dit ontstaat in het tweede halfjaar na de geboorte.
47
Wat is het mu-ritme?
Dit is een patroon van hersenactiviteit die zichtbaar is op de EEG-scan wanneer de spiegelneuronen actief zijn.
48
Wat is rationeel leren?
Het vermogen om eerdere ervaringen te gebruiken om te voorspellen wat er in de toekomst zal gebeuren.
49
Wat is actief leren?
Dit leren dat voortkomt uit omgang met de wereld, in plaats van passief objecten en gebeurtenissen te observeren.
50
Hoe kun je het geheugen van een baby testen?
Door twee beeldschermen naast elkaar te zetten, met op de ene een herhaaldelijk beeld en op de andere een vernieuwend beeld. Als de baby langer kijkt naar de nieuwe is dit een teken van geheugen.