Vrij spel >> spel met regels Flashcards

1
Q

Het doel van spelen

A

1 …
2 …
3 …
4 …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spelen is …

A

1 …
2 …
3 …
4 ….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spelen is omgaan met vrijheid

A
  • het betekent …
  • door deze vrijheid … (+ belangrijke term)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelfsturing tijdens spelen

A
  • hoort bij …
  • betekenis …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Spelen is actief bezig zijn

A
  • een spelend kind …
  • spelen vertrekt …
  • een kind is …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spelen is totaal bezig zijn

A
  • hij makat op een …
  • welke mogelijkheiden?
  • waarom?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Spelen is nuttig voor de bewegingsontwikkeling

A
  • bewegen tijdens …
  • er worden geen …
  • maar …
  • haalbare …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bewegingsspel

A
  • is de mogelijkheid om …
  • rol van de leerkracht …
  • van belang voor …
  • kinderen …
  • kleuters hebben …
  • waar / wanneer?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onderdelen inwendige structuur van een bewegingsspel, elk spel heeft …

A

1 …
2 …
3 …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onderdelen van het spelkader

A
  • andere benaming

1 …
2 …
3 …
4 …
5 …
6 …
7 …
8 …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ruimte

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tijdstip

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Materiaal

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inkleding

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Initiatiefnemer

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoofdrolspelers

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Medespelers

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Toeschouwers

A
  • hoort bij …
  • omschrijving / voorbeelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Het kernidee

A
  • andere benaming
  • lokt …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Mogelijke kernideeën

A

1 …
2 …
3 …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Op een speelse manier bewegingsvormen herhalen

A
  • is een …
  • vorm 1 (+ vb)
  • vorm 2 (+ vb)
  • vorm 3 (+ vb)
  • jonge kleuters vs oudere kleuters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kampend of zichzelf metend spelen

A
  • is een …
  • vorm 1 (+ vb)
  • vorm 2 (+ vb)
  • vorm 3 (+ vb)
  • vorm 4 (+ vb)
  • vorm 5 (+ vb)
  • welke wordt nog niet gedaan met kleuters?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Op speelse manier bewegend vormgeven

A
  • is een …
  • vorm 1 (+ vb)
  • vorm 2 (+ vb)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De regels bij bewegingsspel

A
  • doen iets, namelijk …
  • maar …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Vormen van bewegingsspel

A

1 …
2 …
3 …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Vrij bewegingsspel

A
  • is een …
  • gaat over …
  • werkwijze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Speelse opdrachten

A
  • is een …
  • gaat over …
  • werkwijze
  • voorbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Spel met regels

A
  • is een …
  • werkwijze
  • voorbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Verloop vrij spel naar spel met regels

A

teken schema + voorbeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Jongere kinderen doen vooral aan …

A
  • welk soort spel?
  • hoe doen ze dat?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Iets oudere kinderen doen vooral aan …

A
  • welk soort spel?
  • het kind kan …
  • waarom?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Oudere kinderen doen vooral aan …

A
  • welk soort spel?
  • wat hebben ze hiervoor nodig?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wanneer zijn kinderen klaar voor een spel met regels?

A
  1. eerst … (+ wat is het?)
  2. daarna … (+ voorbeeld)
  3. kleuters krijgen stilaan … (+ voorbeeld)
  4. ze gaan zelf … (+ waarom & voorbeeld)
    » nu zijn ze klaar voor …
  5. spelen in … (evolueert van …&raquo_space; …)
    » MAAR … (belangrijke term + voorbeelden)
  6. einde 2e kleuterklas (welk soort spel?)
  7. in de lagere school …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Individuele wedstrijdspelen

A

omschrijving + voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Vrij bewegingsspel

A
  • is belangrijk in de …
  • het kind doet …
  • er zijn geen …
  • biedt de mogelijkheid …
  • wel altijd een vorm van …
  • maar hierbinnen …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Algemene kenmerken van het vrij bewegingsspel

A
  • geen …
  • ontstaat … (+ vb)
  • biedt …
  • tijdens het spelen … (+ vb)
  • het spel kan …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Inwendige structuur van een vrij bewegingsspel

A

Het spelkader
- ruimte = …
- tijdstip = …
- materiaal = …
- inkleding = …
- initiatiefnemer = …
- hoofdrolspelers = …
- medespelers = …
- toeschouwers = …

Het kernidee
- hangt af van …
- kan tijdens het spel …

De regels
- zijn er regels?
- wat voor regels?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waarden van het vrij bewegingsspel

A
  1. … (+ uitleg, welke waarde voor leerkracht?)
  2. … (+ uitleg, welke waarde voor leerkracht?)
  3. … (+ uitleg, welke waarde voor leerkracht?)
  4. … (+ uitleg, welke waarde voor leerkracht?)
  5. … (+ uitleg, welke waarde voor leerkracht?)
39
Q

Speelse opdrachten

A
  • omschrijving
  • het is de voorloper / voorbereiding van …
  • bij welke leeftijd?
  • bij oudste kleuters kan je …
40
Q

Evolutie van speelse opdracht naar spel met regels

A
  1. Speelse opdracht
    • is het …
    • regels / afspraken?
    • eerste fase van …
    • bij de jongste kleuters …
    • voorbeelden
  2. Spel met regels
    • hier worden dan …
    • in sommige spelen met regels zijn …
    • dit betekent dan dat …
    • voorbeelden
41
Q

Spel met regels

A
  • betekent dat …
  • wie bepaalt het spelkader, kernidee en regels?
  • je kan deze spelen …, in tegenstelling tot … (+ vb)
42
Q

Inwendige structuur van een spel met regels

A

Het spelkader
- ruimte = …
- tijdstip = …
- materiaal = …
- inkleding = …
- initiatiefnemer = …
- hoofdrolspelers = …
- medespelers = …
- toeschouwers = …

Het kernidee
- voorbeelden

De regels
- zijn er regels?
- wat doen deze regels?
- wie zorgt ervoor dat ze nageleefd worden?

43
Q

Het figuurlijk beweginslandschap

A

De inkleding & fantasie die je gebruikt

44
Q

Het letterlijk bewegingslandschap

A

Het materiaal dat je opstelt (bv een parcours)

45
Q

Het bewegingslandschap

A
  • wat is het nut?
  • pas als het … (+ voorbeeld)
  • bij het creëren van een bewegingslandschap … (belangrijke term + voorbeeld)
46
Q

Wedstrijdspelen

A
  • zijn …
  • waarbij …
  • wordt …
  • voorbeelden
47
Q

Soorten wedstrijdspelen

A

1 …
2 …
3 …

48
Q

Wedstrijdspelen bij kleuters

A
  • ja of nee?
  • want …
  • bij kleuters dus alleen …
49
Q

Vaardigheidsspelen

A
  • zijn …
  • de bedoeling is … of …
50
Q

Soorten vaardigheidsspelen

A

1 … (+ kernidee)
2 … (+ kernidee)
3 … (+ kernidee)
4 … (+ kernidee)
5 … (+ kernidee)

51
Q

Wedloopspelen

A
  • is een …
  • de leerkracht speelt hiermee in op …
  • einde 2e kleuterklas …
  • derde kleuterklas
  • welke 2 soorten?
52
Q

Estafette vs wedloopspel bij kleuters

A
  • welke wel, welke niet?
  • waarom?
53
Q

Gelijkenissen estafette / wedloopspel

A

1 …
2 …
3 …

54
Q

Verschillen estafette / wedloopspel

A
  1. De start
  2. Startsignaal
  3. Het vertrek
  4. Winnen / verliezen
  5. Einde
55
Q

Reactiespelen

A

1 … (+ vb)
2 … (+ vb)
3 … (+ vb)
4 … (+ vb)
5 … (+ vb)

56
Q

Hinkelspelen

A

kernidee

57
Q

Touwspringen

A

kernidee

58
Q

Verstoppertje

A

kernidee

59
Q

Stoeispelen

A
  • zijn …
  • wat staat centraal?
60
Q

Speelse opdracht ivm stoeispelen

A
  • wat?
  • is … (belangrijke term)
  • wat leer je?
  • wat is het doel?
61
Q

Voorbeelden van speelse opdrachten ivm stoeispelen

A

1 … (+ vb)
2 … (+ vb)
3 … (+ vb)
4 … (+ vb)
5 … (+ vb)

62
Q

Voorbeeld van stoeispelen

A
  • wat soort spel?
  • voorbeelden
63
Q

Balspelen

A
  • zijn …
  • waarbij …
64
Q

Kernideeën van balspelen

A
  1. de bal … (+ belangrijke term & voorbeeld)
  2. de bal … (+ voorbeeld)
65
Q

Tikspelen

A
  • zijn …
  • waarbij …
66
Q

Kenmerken van tikspelen

A
  1. het kernidee is …
  2. er zijn altijd … (welke?)
  3. het spel wordt …
  4. het … (maar niet bij …)
67
Q

Voorwaarden om tot een tikspel te komen

A
  1. zich kunnen …
    • omschrijving
    • voorbeeld
    • als leerkracht kan je …
  2. bereidheid tot …
    • omschrijving
    • bij jongste kleuters …
    • eens de kleuters …
68
Q

Volgorde van tikspelen

A

1 …
2 …
3 …
4 …
5 …
6 …
» deze volgorde gaat van …

68
Q

Problemen bij tikspelen

A
  • dit kunnen we analyseren door …
  • de problemen zitten vaak bij …
69
Q

Welk tikspel kies je?

A
  • niet afhankelijk van …
  • maar van …
  • door … juiste kiezen
  • bij twijfel …
  • reactie van kleuters kan aanzet geven tot … (3 opties)
  • niet de bedoeling …
  • waarom niet? (3 redenen)
70
Q

Mogelijke problemen bij tikspelen

A

1 … (oorzaak + oplossing)
2 … (oorzaak + oplossing)
3 … (oorzaak + oplossing)
4 … (oorzaak + oplossing)
5 … (oorzaak + oplossing)
6 … (oorzaak + oplossing)
7 … (oorzaak + oplossing)

71
Q

Voorbereidende tikspelen

A
  • kernidee = …
  • kenmerken
    • opstelling van de kleuters
    • bewegingsintensiteit
    • spelverloop
    • gestructureerde ruimte
    • opstelling in de zaal (3 opties + voorbeeld en tekening)
  • voorbeeld
72
Q

Basistikspelen

A
  • kernidee = …
  • kenmerken
    • opstelling van de kleuters
    • spelverloop
    • gestructureerde ruimte
    • mogelijke vormen (2)
  • voorbeeld
  • bij basistikspelen …
73
Q

Mogelijke vormen van basistikspelen

A
  1. vorm 1
    • omschrijving
    • wat doet tikker, wat doen kleuters?
    • voorbeeld
    • de leerkracht …
  2. vorm 2
    • omschrijving
    • wat doet tikker, wat doen kleuters?
    • voorbeeld
    • de leerkracht …
74
Q

Overgang van basistikspel naar overloop tikspel

A
  • door …
    » de kleuters …
    » ze worden dus …
    » voorbeeld adhv “moeder hoe laat is het”
    1. makkelijk =
    2. moeilijker =
    3. nog moeilijker =
75
Q

Wanneer is het tijd om over te gaan naar overlooptikspelen?

A
  • wanneer ze het …
  • wanneer ze het …
76
Q

Overlooptikspelen

A
  • kernidee = …
  • kenmerken
    • opstelling van de kleuters
    • spelverloop
    • gestructureerde ruimte
  • voorbeeld
77
Q

Wanneer is het tijd om over te gaan naar basistikspelen?

A
  • als de …
  • als de …
78
Q

Wanneer is het tijd om over te gaan naar tikspelen met vrijplaatsen?

A
  • als de …
  • als de …
79
Q

Tikspelen met vrijplaatsen

A
  • kernidee = …
  • kenmerken
    • opstelling van de kleuters
    • spelverloop
    • gestructureerde ruimte (tekeningen)
  • voorbeeld
80
Q

Tikspelen met hindernissen

A
  • kernidee = …
  • kenmerken
    • opstelling van de kleuters
    • spelverloop
    • gestructureerde ruimte (tekeningen)
  • voorbeeld
81
Q

Wanneer is het tijd om over te gaan op tikspelen met hindernissen?

A
  • als de …
  • als de …
82
Q

Vrije tikspelen

A
  • kernidee = …
  • kenmerken
    • opstelling van de kleuters
    • spelverloop
    • gestructureerde ruimte (tekeningen)
  • voorbeeld
83
Q

Wanneer is het tijd om over te gaan op vrije tikspelen?

A
  • wanneer de …
  • wanneer de …
84
Q

New games

A
  • zijn … (+ synoniem voor soort spelen)
  • waarbij …
  • voorbeelden
85
Q

Essentiële voorwaarden om samenwerkingsspel (new games) goed te laten verlopen

A

1 … (+ omschrijving)
2 … (+ omschrijving)
3 … (+ omschrijving)
4 … (+ omschrijving)

86
Q

Wat valt helemaal weg bij New Games?

A

Competitie-element

87
Q

Voordelen van competitie

A

1 …
2 …
3 …
4 …
5 …
6 …

88
Q

Nadelen van competitie

A

1 …
2 …
3 …
4 …
5 …
6 …
7 …

89
Q

New Games in de kleuterklas

A
  • op eerste zicht …
  • maar …
  • waarom?
  • maar door aanbieden …
  • en dit heeft ook …
90
Q

Stiltespelen

A
  • zijn …
  • waarbij …
  • de opstelling …
  • 2 categorieën&raquo_space; …
91
Q

Zintuiglijke spelen

A
  • vorm van …
  • klemtoon ligt op …
  • bewegingsintensiteit
  • toch bewegingsactiviteit omdat …
  • het is een wisselwerking tussen …
    &raquo_space; 2 belangrijke termen
  • voorbeeld
92
Q

Relaxatiespelen

A
  • vorm van …
  • klemtoon ligt op … (3 dingen)
  • waarom nuttig? (3 dingen)
  • voorbeeld
93
Q
A