Beginsituatie + termen Flashcards

1
Q

Steunvlak

A

Hoort bij …
Wordt gevormd door … + voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tempo is …

A

Subjectief&raquo_space; wat …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ademhaling vrijuit laten stromen

A

Je gebruikt …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontspannen houding

A

Tot …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Begrip “opeenvolgend” hoort bij

A

Bewegen in bepaalde tijdsvolgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tactiek

A

Hoort bij …
Omschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Springen & huppelen bij 2,5 - 3 jarige kleuter

A

Kan nog niet …
+ dit gebeurt nog veel: …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Speelt een 4 jarige kleuter alleen of in groep?

A

Beleeft plezier aan groepsspel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Strategie

A

Hoort bij …
Is een …
Elke beweging is …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er wanneer de samenwerking tussen spieren en zenuwen niet goed verloopt?

A

Hoort bij …
Gevolg …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lateralisatie bij 2,5 - 3 jarige kleuter

A

Gebruikt …
+ nog geen echte …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lateraliteit

A

Zegt iets over …
Op vlak van …
Voorbeeld …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rekvermogen

A

Hoort bij …
Wordt …
Kan …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lateralisatie

A

Het proces …
Het is de …
Voltooid op …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lateralisatie bij 5 jarige kleuter

A

Wordt …
+ kan …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fysieke fitheid bij kleuters

A

Van nature …
Maar … (+ voorbeelden)
Heeft dus te maken met …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bewegingen timen

A

Hoort bij …
Bewegingen op hetzelfde moment kunnen uitvoeren (niet moeilijk doen, dit is gwn wat het is :D)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk soort spel speelt een 4 jarige kleuter?

A

Soort spel
+ wat nog?

Wat is ook nog leuk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verloop van lateralisatie

A

Gaat …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe ervaart een 2,5 - 3 jarige kleuter ‘ruimte’?

A

Blijft graag …
Want …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe is de exploratiedrang van een 5 jarige kleuter?

A

Exploratiedrang is …
+ veel …
+ veel …
+ veel …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Fysiek fit zijn is een …

A

ZVK + uitleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Evenwichtig ademhalen

A

De ademhaling …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Lateralisatie gaat samen met

A

1 …
2 …
3 …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Steviger en groter worden van de spieren

A

= hypertrofie
Hoort bij …
Voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Voorkeurszijde

A

Hoort bij …
Synoniem …
Is de zijde die …
Dit wordt …
Bij kleuters …
Voorbeeld …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Omgaan met bewegingen in een bepaalde tijdsvolgorde

A

Betekent dat je …
Men steunt op het …
De volgorde kan VR / V / A zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Efficiënt bewegen

A

Hoort bij …
Kan pas wanneer …
Voorbeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Statische uithouding

A

Wanneer …
+ voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Spieratrofie

A

Hoort bij …
Wat?
Voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Voorbeeld van auditieve tijdsvolgorde

A

Liedje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Metrum

A

Hoort bij …
Het is een …
Het is het …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Gelijktijdig bewegen

A

Hoort bij …
Dit betekent …
Voorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Lenigheid

A

Dit is …
Het bepaalt de …
Heeft te maken met …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

In welke fase zit een 5 jarige kleuter? (+ korte uitleg)

A

Abstractiefase = begrippen van ruimte, tijd en beweging worden goed begrepen en toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bewegingen afremmen

A

Afremmen betekent dat je …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Tijd

A

Hoort bij …
Betekent …
Kan …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Dominantie

A

Hoort bij …
Het …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Lichaamscoördinatie bij een 5 jarige kleuter

A

OHVC = …
Kan een …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Statisch evenwicht

A

Evenwicht bewaren bij …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Bewegen als communicatiemiddel

A

Nadruk ligt op …
Wat is het?
Wat is belangrijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wanneer links en rechts aanleren?

A

Wanneer een kind (van ongeveer 5 jaar) zelf zijn dominantie zijde kan aanduiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Verloop van lateralisatie vanaf 4 jaar

A

Voorkeur is …
Voorkeur kan … door …
Gaat de … (+ voorbeeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Een rechtshandig kind heeft niet persé

A

Een voorkeur voor rechter voet, oog, oor, …
Dit hoort bij …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

3 vormen van gedifferentieerd bewegen

A

L
D
S

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Kracht

A

Omschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat gebeurt er in het lichaam bij intens bewegen?

A
  1. intens bewegen
  2. spieren moeten … en hebben …
  3. deze worden …
  4. vers bloed moet … waardoor …&raquo_space; gevolg?
  5. bloed heeft ook genoeg … waardoor …&raquo_space; gevolg?
  6. de spieren …
  7. het bloed neemt … (bv)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Reactiesnelheid

A

Is de …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welk soort spel speelt een 5 jarige kleuter?

A

Soort spel
+ wat nog?

Wat wordt nog mogelijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hoe worden verbale opdrachten begrepen door een 5 jarige kleuter?

A

Verbale opdrachten … + kent veel …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Dynamische uithouding

A

Wanneer …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

3 vormen van tijdsvolgorde

A

VR
V
A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Proprioceptieve waarneming

A

Hoort bij …
Omschrijving
Voorbeeld
Opmerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Grote vs kleine motoriek bij een 5 jarige kleuter

A

Wat ontstaat er?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Ademhalingsruimte

A

Waar?
Opmerking …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Voorbeeld van visuele tijdsvolgorde

A

Volgorde van bewegingen demonstreren of tonen adhv afbeeldingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Gelateraliseerd zijn

A

Wanneer beide lichaamshelften functioneel samenwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Symmetrische opbouw

A

Hoort bij …
De ene helft …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Duur

A

Dit betekent …
of …
Verwijst naar …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Speelt een 5 jarige kleuter alleen of in groep?

A

Groepsspel met speltactiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Begrip “afwisselend” hoort bij

A

Bewegen in bepaalde tijdsvolgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hoe is de exploratiedrang van een 4 jarige kleuter?

A

Wordt …
Kleuter wordt …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Verloop van lateralisatie vanaf 5 jaar

A

Voorkeur …
Door …
Moet zelf …
Dan pas …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Begrip “tussendoor” hoort bij

A

Bewegen in bepaalde tijdsvolgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Expressief bewegen

A

Nadruk ligt op …
Wat is het?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Begrip “gelijktijdig” hoort bij

A

Bewegen in bepaalde tijdsvolgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Anaërobe uithouding

A

Energie zonder …

68
Q

Zintuiglijke informatiestroom kan op 2 manieren worden waargenomen

A

EW = …
Voorbeeld
Opmerking

PW = …
Voorbeeld
Opmerking

69
Q

Omgaan met betekenisinhouden

A

Bewegingssituaties voor kleuters kunnen … (vb)
Een kleuter geeft zelf … (vb)
Een bewegingssituatie krijgt betekenis door …, dwz:
C = …
M = … (+ vb)
A = …
Omgaan met betekenisinhoud van een bewegingssituatie hangt af van … (+ vb)

70
Q

Competentie

A

Hoort bij …
Is de …

71
Q

Springen & huppelen bij 4 jarige kleuter

A

Kan nog niet …
En ook nog niet …
Kan wel …

72
Q

Waarvoor is spelen & bewegen van essentieel belang?

A

Voor de verdere ontwikkeling, opvoeding en vorming

73
Q

Uithouding

A

Is het …

74
Q

Interval

A

Hoort bij …
Is …

75
Q

Het samenwerken van beide bovenste ledematen

A

Bimanuele coördinatie

76
Q

Mentaal proces bij bewegen

A

Hoort bij …
Schema …
Heeft als doel …

77
Q

Speelt een 2,5 - 3 jarige kleuter alleen of in groep?

A

Speelt graag alleen (egocentrisme)

78
Q

Soorten lichaamsassen

A

VA =
SA =
LA (of TVA) =

79
Q

Ruimte en tijdsperceptie bij 4 jarige kleuter

A

Begint …

80
Q

Tempo

A

Duidt …
Bewegen kan in een …
Maar ook …

81
Q

(Omgaan met) richting

A

verwijst naar …

82
Q

Lichaamshouding

A

De manier …
+ hoe men …

83
Q

Hoe worden verbale opdrachten begrepen door een 2,5 - 3 jarige kleuter?

A

Nog …
Doet liever dit …
Heeft dit nodig …

84
Q

Lateralisatie bij 4 jarige kleuter

A

HV VK ontstaat …
Voor de leerkracht …

85
Q

Ruimte en tijdsperceptie bij 2,5 - 3 jarige kleuter

A

Nog …
Onderscheid …

86
Q

Gedifferentieerd bewegen

A

Een beweging …
3 vormen (L, D en S)

87
Q

Wanneer beide lichaamshelften functioneel samenwerken

A

= gelateraliseerd zijn

88
Q

Bewegingsbaan

A

Dit is …
Het is een …
Tegenovergestelde van …

89
Q

In welke fase zit een 2,5 - 3 jarige kleuter? (+ korte uitleg)

A

Belevingsfase = eerste en belangrijkste fase van leren

90
Q

Spierhypertrofie

A

Hoort bij …
Wat?
Voorbeeld

91
Q

Soorten geheugen

A

AG = onthouden van … + voorbeeld
VG = onthouden van … + voorbeeld
TG = onthouden van … + voorbeeld

92
Q

Spiertonus

A

Hoort bij …
Synoniem …
In elke spier …
Zorgt ervoor dat we …
Te veel spanning …
Te weinig spanning …
Een evenwichtige …
Veel …

93
Q

Aërobe uithouding

A

Energie met …

94
Q

Omgaan met plaats

A

Dit betekent …

95
Q

Begrip “beurtelings” hoort bij

A

Bewegen in bepaalde tijdsvolgorde

96
Q

Hoe zorg je er als leerkracht voor dat een kind het juiste bewegingsantwoord geeft?

A

Kind moet wat begrijpen?
Leerkracht moet daarom …
En ook …
Hierdoor zal kind …

97
Q

Wat is van essentieel belang voor de verdere ontwikkeling, opvoeding en vorming?

A

Spelen & bewegen

98
Q

Hoe worden verbale opdrachten begrepen door een 4 jarige kleuter?

A

Kan …

99
Q

Begrippen die horen bij “bewegen in bepaalde tijdsvolgorde”

A

Gelijktijdig
Opeenvolgend
Achtereenvolgens
Vervolgens
Beurtelings
Tussendoor
Afwisselend

100
Q

Lichaamscoördinatie bij een 4 jarige kleuter

A

Gr…

101
Q

Ritme

A

Hoort bij …
Is de …

102
Q

Dissociatie

A

Hoort bij …
Twee …
Voorbeeld

103
Q

Snel reageren

A

Het zo …

104
Q

Lokalisatie

A

Hoort bij …
Bewegingen …
Voorbeeld

105
Q

Begrip “vervolgens” hoort bij

A

Bewegen in bepaalde tijdsvolgorde

106
Q

Soorten taal

A

VB
GS
BT
MT

107
Q

Het ontwikkelen van fysieke fitheid gaat samen met

A

MC …
ZC …
SF …

108
Q

Slapper en dunner worden van de spieren

A

= spieratrofie
Hoort bij …
Voorbeeld

109
Q

Bewegingsprobleem

A

Is de …
Hoe beter … (+ belangrijke term)
Voorbeeld

110
Q

Omgaan met bewegingsbanen

A

Het eigen bewegen …
M.a.w. …

111
Q

Opeenvolgend bewegen

A

Hoort bij …
Dit betekent … of …
Voorbeeld

112
Q

Lateraliteit hangt af van

A

1 …
2 …

113
Q

Efficiënte richtingen kiezen

A

Hoort bij …
Om de meest …

114
Q

Lichaamsas

A

Omschrijving
Rond een lichaamsas kan je …
Bewegingservaringen met … zorgen voor …
Soorten (VA, SA, LA)

115
Q

Voorbeeld van visueel-ruimtelijke tijdsvolgorde

A

Opeenvolging van toestellen in bewegingsomloop of hinkelspel

116
Q

Amplitude

A

Hoort bij …
Omschrijving

117
Q

Lichaamszwaartepunt

A

Hoorte bij …
Ligt ter hoogte van …

118
Q

Grote vs kleine motoriek bij een 2,5 - 3 jarige kleuter

A

Vooral …
Dus …
Bewegingen zijn …

119
Q

Hypotonie

A

Hoort bij …
Wat?
Gevolg?

120
Q

Symmetrisch bewegen

A

Hoort bij …
De ene helft …
Voorbeeld

121
Q

Voorkeurszijde kan ook

A

Spontaan ontstaan
Dit helpt bij … en bij …
Dit hoort bij …

122
Q

Rekening houden met tijdsaspecten

A

Hoort bij …
Voor kleuters … want …
Tijdservaring voor kleuters is … (+ voorbeeld)
Kleuters ervaren tijd als … (+ voorbeeld)

123
Q

Synkinesieën

A

Hoort bij …
Betekenis
Voorbeeld

124
Q

Tot rust komen

A

Gedurende een …

125
Q

Afstand

A

Omschrijving

126
Q

Waarnemen

A

Hoort bij …
Betekenis geven aan …

127
Q

Grote vs kleine motoriek bij een 4 jarige kleuter

A

FM … (+ uitleg)
GM … (+ uitleg)

128
Q

Voorkeurrichting

A
  • hoort bij …
  • synoniem
  • meestal van …
  • maatschappelijk gezien …
  • kleuters … (+ voorbeeld)
129
Q

Werking van snelheid

A

Het is een …
De hersenen …
Wanneer …
Voorbeeld

130
Q

Bewegingsantwoord geven

A

Het goede bewegingsantwoord geven wilt zeggen dat …

131
Q

Dynamisch evenwicht

A

Evenwicht bewaren bij …

132
Q

Fysieke fitheid

A

Betekent dat …
Je beschikt over …
Kan op volgende gebieden: S, K, U, L

133
Q

In welke vlakken kan je bewegen?

A

Hoort bij …
Andere benaming voor deze vlakken (AV)
VV =
SV =
LV =

134
Q

Cyclische bewegingen

A

Hoort bij …
Deze vorm …
Elke beweging …
Voorbeeld

135
Q

Verloop van lateralisatie bij jonge kinderen

A

Eerst …
+ voorbeeld

136
Q

Begrip “achtereenvolgens” hoort bij

A

Bewegen in bepaalde tijdsvolgorde

137
Q

GEEN voorbeeld van lateraliteit

A

Links en rechts kunnen aanduiden op het eigen lichaam

138
Q

Referentiecentrum

A

Hoort bij …
Is een …
Kan … of … zijn (+ voorbeelden)

139
Q

Motorische competentie

A

Hoort bij …
Is het …
Heeft te maken met …

140
Q

Hoe is de exploratiedrang van een 2,5 - 3 jarige kleuter?

A

Nog niet …
Daarom …
Het is een … (+ uitleg)

141
Q

Acyclische bewegingen

A

Hoort bij …
Deze vorm ..
Voorbeeld

142
Q

Wat speelt nog een belangrijke rol bij lenigheid?

A

De lichaamsbouw (dus de maten en verhoudingen van verschillende lichaamsdelen)

143
Q

Als leerkracht moet je dit opmerken ivm fysieke fitheid van kleuters

A

1 …
2 …
3 …

144
Q

Exteroceptieve waarneming

A

Omschrijving
Voorbeeld
Opmerking

145
Q

Hypertonie

A

Hoort bij …
Wat?
Gevolg?

146
Q

Welke 3 fases zijn er (motorische beginsituatie van een kleuter)

A

B
P
A

147
Q

In welke fase zit een 4 jarige kleuter? (+ korte uitleg)

A

Perceptiefase = bewust worden van bewegingen en ruimtes

148
Q

Betekenis geven aan zintuiglijke prikkels

A

Waarnemen

149
Q

Waarom is het belangrijk dat kleuters tekens en symbolen leren interpreteren?

A

Voor latere leven (bv verkeer), daarom …
Bij pictogrammen is het de bedoeling dat …

150
Q

Een houding aannemen

A

Wanneer we …
Vanuit …

151
Q

Lichaamscoördinatie bij een 2,5 - 3 jarige kleuter

A

OHC = …
+ voorbeeld

152
Q

Werking evenwicht

A

Tijdens het bewegen …

153
Q

Gewrichtsbeweeglijkheid

A

Hoort bij …
Is de …
Is …
Voorbeeld

154
Q

Snelheid

A

Is de …
Twee soorten

155
Q

Krachttraining

A

Oefenvorm …
Weerstand kan …
Gevolg …

156
Q

Evenwicht bewaren

A

Het … boven het …

157
Q

Plaats

A

Omschrijving

158
Q

Bewegen op metrum

A

Hoort bij …
Is het …

159
Q

Gedifferentieerd bewegen + bewegingen timen

A

Niet makkelijk …
Hebben …
Twee aspecten die …

160
Q

Zintuigen

A

Zijn …

161
Q

Aangepast ademen

A

De ademhaling …

162
Q

Bimanuele coördinatie

A

Het samenwerken van …

163
Q

Goede zintuiglijke waarneming is …

A

Noodzakelijk voor …
Het heeft als functie …
Zo is het …
Een foute …
Voorbeeld

164
Q

Omgaan met afstand

A

Kan op verschillende manieren
- ruimte tss jezelf en iets anders overbruggen door …
- ruimte tss jezelf en iets anders overbruggen door …
- de afstand tss 2 punten kunnen …

165
Q

Welk soort spel speelt een 2,5 - 3 jarige kleuter?

A

Soort spel
+ wat nog?

Het …

166
Q

Een evenwichtige spiertonus …

A

maakt het lichaam …

167
Q

Ruimte en tijdsperceptie bij 5 jarige kleuter

A

Goed …
Kan zich … en zich …
Begint …