Vragen gemaakt door OOM2M-2018 Flashcards

1
Q

Wat zijn de uitgangspunten in het diagnostisch- en therapeutisch proces bij patiënten met NAH?

A

Activiteiten dagelijks leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie types orthese kun je inzetten bij spasticiteit?

A

Statisch
Statisch-dynamisch
Dynamisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar staat NDT voor?

A

Neurological Developmental treatment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vier basiselementen van het NDT concept?

A

Alignment
Handling
Placing
Practice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie herstelfasen volgens Neuro Developmental Treatment (NDT)?

A

Aanvangsfase: lage tonus, houding van de patient moet juiste tonus bevorderen.

Spasticiteit: spastische patronen remmen, functionele houding faciliteren en aanmoedigen arm/ been volledig te gebruiken.

Patiënt in gecorrigeerde stand brengen en vragen gedissocieerde bewegingen te maken om sommige reacties hierop te elimineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke domeinen kunnen de stoornissen van de CVA patient worden ingedeeld:

A

Sociaal- emotioneel / psychologisch

Cognitief / neuropsychologisch

Somato sensorisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 6 soorten geheugen

A

1- Procedurel (nesting / sprouting)
2- Declaratief (semantisch = feitenkennis) 3- Episodisch (= gericht op het moment)
4- Ultrakort geheugen (temporale lob)
5- Kort geheugen (formatio reticularis, parietale lob, hippocampus)
6- Lange termijn (temporale lob)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de mijlpalen die beschreven worden in de Richtlijn Beroerte?

A
  • liggen
  • zitten
  • opstaan/gaan zitten
  • staan
  • lopen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke handelingsaspecten bekijkt men bij de problematische handeling?

A
  • intentionaliteit
  • sequentie
  • betekenisvolle omgeving
  • nesting
  • wijze van handelen
  • beperkende factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stellingen: Juist of onjuist

1: Expliciet leren houdt in dat de omgeving het leren bepaalt.
2: Impliciet leren houdt in dat het gaat om het declaratief geheugen.

A

1 - juist

2 - onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het doel van de test van Romberg.

A

Het is een coördinatietest waarbij het doel is te bepalen of de visus van invloed is op het evenwicht van de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aandoeningen van het cerebellum kunnen zich openbaren in:

a) Loopstoornissen (ataxie)
b) Geheugenstoornissen (amnesie)
c) Spraakstoornissen (dysartrie)
d) Handelingsstoornissen (apraxie)
e) Communicatiestoornissen (afasie)

A

a) Loopstoornissen (ataxie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De nervus vagus:

a) Is een bijkomstige zenuw en stuurt de halsspieren aan
b) Is betrokken bij het parasympatisch zenuwstelsel
c) Wordt ook wel de aangezichtszenuw genoemd en is betrokken bij de mimiek
d) Is de gehoor- en evenwichtszenuw en is betrokken bij het gehoor en het evenwicht

A

b) Is betrokken bij het parasympatisch zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly