OAC 2 – week 2 Flashcards

1
Q

Noem de vier verklaringsmodellen van het zenuwstelsel.

A
  • Hiërarchisch model
  • Reflex model
  • Heterarchisch model
  • Model van Luria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke drie niveau’s bestaat het hiërarchisch model?

A
  • NEO niveau
  • PALEO niveau
  • ARCHI niveau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de functies van het ARCHI-, PALEO- en NEO niveau?

A

ARCHI niveau: Bewustzijn en reflexen
PALEO niveau: Emoties en automatismen
NEO niveau: Cognitie, taal, nauwkeurige waarnemingen en vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 3 functioneringsproblemen gericht op pathologische reflexen.

A
  • Slikreflex
  • Mororeflex
  • Grijpreflex
  • Galantreflex
  • Positieve steunreflex
  • tonische labyrintreflex
  • ATNR
  • STNR
  • Gekruiste strekreflex
  • Zuigreflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke twee leerstrategieën hebben we bij het motorisch leren?

A
  • Expliciet leren (declaratief)

- Impliciet leren (procedureel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly