Voortplantingsstelsel Flashcards
deel 1
is het zorgen voor nakomelingen.
de voortplanting
is het zich geslachtelijk kunnen voortplanten.
vruchtbaar
voortplantingswijze waarbij een nieuw organisme (de nakomeling) ontstaat na de versmelting van de geslachtscellen (eicel en zaadcel).
de geslachtelijke voortplanting
voortplantingswijze waarbij een nieuw organisme (de nakomeling) ontstaat uit een deel van het ouderindividu. Ouder en nakomeling hebben hetzelfde DNA.
de ongeslachtelijke voortplanting
is een kunstmatige wijze van ongeslachtelijke voortplanting, waarbij een genetisch identieke kopie van het ouderindividu ontstaat.
klonen
ontwikkelt zich uit een zaadbeginsel na bevruchting.
het zaad
is het uitgroeien van een zaad tot een nieuwe plant, als de abiotische factoren gunstig zijn.
ontkiemen
plantendeel dat de voortplantingsorganen van een plant bevat.
de bloem
het mannelijk (♂) voortplantingsorgaan bij bloemplanten. Deze is opgebouwd uit een helmknop en helmdraad. Binnenin de meeldraad worden stuifmeelkorrels (de pollen) gevormd, met in elke stuifmeelkorrel één zaadcel.
de meeldraad
is de mannelijke voortplantingscel. Bij bloemplanten zit de zaadcel in elke stuifmeelkorrel.
de zaadcel
is het vrouwelijk (♀) voortplantingsorgaan bij bloemplanten. Deze is opgebouwd uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel. Binnenin het vruchtbeginsel bevinden zich één of meerdere zaadbeginsels met telkens één eicel.
de stamper
is de vrouwelijke voortplantingscel. Bij bloemplanten zit de eicel in het zaadbeginsel. Bij gewervelde dieren ontwikkelen de eicellen zich in de eierstokken.
de eicel
is het terecht komen van stuifmeelkorrels boven op de stamper (de stempel) van eenzelfde soort bloem.
de bestuiving
het versmelten van een zaadcel met een eicel.
de bevruchting
of zygote. Dit is een cel die ontstaat na het versmelten van een zaadcel met een eicel.
de bevruchte eicel