transportstelsel Flashcards
is de oplos- en transportvloeistof in het bloed voor stoffen, zoals voedingsstoffen en afvalstoffen.
het bloedplasma
zijn de vaste bloedbestanddelen. Samen met het bloedplasma vormen de bloedlichaampjes het bloed.
de bloedlichaampjes
is het stollingseiwit in het bloed. Het wordt door de lever aangemaakt.
het fibrinogeen
is de rode, ronde, ingedeukte en schijfvormige cel die instaat voor het transport van zuurstofgas en koolstofdioxide doorheen het lichaam. Rode bloedcellen hebben geen celkern.
de rode bloedcel
is de grootste bloedcel in ons lichaam. De witte bloedcel bestrijdt ziekteverwekkers, zoals bacteriën en virussen, door ze te vernietigen en op te ruimen.
de witte bloedcel
is de kleinste bloedcel in ons lichaam. Deze celdeeltjes in het bloedplasma spelen een rol bij de bloedstolling.
het bloedplaatje
is het regelen van de lichaamstemperatuur.
de thermoregulatie
is het proces waarbij de witte bloedcel de ziekteverwekkers volledig insluit en verteert.
de fagocytose
worden bij een bloeding gevormd doordat fibrinogeen omgezet wordt in fibrine. De bloedcellen blijven tussen de fibrinedraden hangen en er ontstaat zo een bloedkoek die de wonde afsluit.
de fibrinedraden
is een bloedvat dat vanuit het hart vertrekt naar alle organen van het lichaam. De gespierde, elastische wand zet het kloppende ritme van het hart verder.
de slagader
is een bloedvat dat aankomt in het hart vanuit alle organen in het lichaam. Aders bezitten kleppen die het terugvloeien van het bloed verhinderen.
de ader
is een fijn bloedvaatje dat zich in organen bevindt en de verbinding maakt tussen slagaders en aders. Haarvaten zijn één cellaag dik en hierlangs is stofwisseling mogelijk.
het haarvat
zijn de twee bovenste, kleine holtes of voorkamers van het hart.
de boezems
zijn hartkleppen tussen de boezems en kamers van het hart, die het terugstromen van het bloed naar de boezems verhinderen.
de klepvliezen
zijn de twee onderste, grote holtes van het hart.
de kamers