Vocabulaire partie 2 p. 92 A Flashcards
het restaurant
le restaurant
de (menu)kaart
la carte
de rekening
l’addition (v)
ik neem
je prends
voor mij
pour moi
het ijsje
la glace
de thee
le thé
de cola
le coca
het (belegde) broodje
le sandwich
de salade
la salade
een hekel hebben aan
détester
beginnen
commencer
praten
parler
eten
manger
betalen
payer
na, daarna
après
in
dans
het is warm
il fait chaud
ik begrijp het
je comprends
de wc
les toilettes (v mv)
de pizza
la pizza
de kaas
le fromage
de ham
le jambon
het vlees
la viande
de vis
le poisson
het is lekker
c’est bon
eet smakelijk
bon appétit
ik heb dorst
j’ai soif
er, er zijn
il y a
nog
encore
dol zijn op
adorer
liever hebben
préférer
organiseren
organiser
uitnodigen
inviter
naar huis gaan
rentrer
de vriend, de vriendin
l’ami, l’amie
okee
d’accord
ook
aussi
wie is dat?
c’est qui?
ik weet het niet
je ne sais pas
het kind
l’enfant
de (super)markt
le (super)marché
het strand
la plage
de afspraak
le rendez-vous
het probleem
le problème
morgen
demain
beroemd
célèbre
belangrijk
important(e)
nu
maintenant
ik heb nodig
j’ai besoin de
helpen
aider
zoeken
chercher
vinden
trouver
bekijken
regarder
houden van
aimer
maar
mais
met
avec
veel
beaucoup
altijd
toujours
hoeveel
combien
Meneer, de (menu)kaart alstublieft
Monsieur, la carte, s’il vous plait
Alstublieft (als je iets geeft)
Voilà
Een cola en een thee alstublieft
Un coca et un thé, s’il vous plait
Waar is de wc?
Où sont les toilettes?
Dat is daarginds
C’est là bas
Houd je van kebab?
Tu aimes le kebab?
Nee, ik heb een hekel aan kebab
Non, je déteste le kebab
Ik heb liever pizza
Je préfère les pizzas
Mevrouw, de rekening alstublieft
Madame, l’addition s’il vous plait
Bedankt en tot ziens
Merci et au revoir
Graag gedaan, tot zien
De rien. Au revoir