Vocabulaire K7 Flashcards
vloeien
fließen
verontschuldigen, excuseren
entschuldigen
verderhelpen
weiterhelfen
zoeken
suchen
zeggen
sagen
komen
kommen
overnachten
übernachten
werken
arbeiten
herhalen
wiederholen
gaan
gehen
nemen
nehmen
oversteken
überqueren
ontmoeten
sich treffen
bezoeken
besuchen
zien
sehen
vinden
finden
bevallen
gefallen
stinken
stinken
huren
mieten
wachten
warten
duren
dauern
wandelen
spazieren
rijden
fahren
betalen
(be)zahlen
vieren
feiern
tellen
zählen
kunnen
können
mogen
dürfen
lusten, houden van
mögen
moeten
müssen
moeten
sollen
willen
wollen
(weten)
wissen
VVV, toeristisch centrum
der Verkehrsverein(e) = das Fremdenamt(¨er)
station
der Bahnhof(¨e)
postbode
der Briefträger
rivier, stroom
der Fluss(¨e)
uitstap, tochtje
der Ausflug(¨e)
brief
der Brief (e)
mens
der Mensch(en)
marktplein
der Marktplatz(¨e)
winkel
der Laden(¨)
muziekwinkel
der Musikladen(¨)
bron / fontein
der Brunnen
de rotonde
der Kreisel
genieter
der Genießer
haven
der Hafen(¨)
woonplaats
der Wohnort(e)
trein
der Zug(¨e)
bos, woud
der Wald(¨er)
volwassene
der Erwachsene(n)
tram
die Straßenbahn(en)
tijd
die Zeit(en)
ritje, tochtje
die Fahrt(en)
brug
die Brücke(n)
spoorweg
die Eisenbahn(en)
veer(boot)
die Fähre(n)
kerk
die Kirche(n)
school
die Schule(n)
stad
die Stadt(¨e)
tochtje om inkopen te doen
der Einkaufsbummel
wandeling
der Spaziergang(¨e)
dag
der Tag(e)
handelaar
der Händler
maandag
der Montag
dinsdag
der Dienstag
woensdag
der Mittwoch
donderdag
der Donnerstag
vrijdag
der Freitag
zaterdag
der Samstag
zondag
der Sonntag
maand
der Monat(e)
de mensen (meervoud)
die Leute (Mz)
vijver
der Teich(e)
park
der Park(s)
verkeer
der Verkehr
klant
der Kunde(n)
afspraak
der Termin(e)
restaurant
die Gaststätte(n)
standbeeld
die Statue(n)
buste
die Büste(n)
klas
die Klasse(n)
week
die Woche(n)
deur
die Tür(en)
verkeerslicht
die Ampel(n)
hoek
die Ecke(n)
kruising
die Kreuzung(en)
muur
die Mauer(n)
rondleiding
die Führung(en)
zin
die Lust
reis
die Reise(n)
(woon)wijk straat met eenrichtingsverkeer
die (Wohn)Siedlung(en) - die Einbahnstraße(n)
zon
die Sonne
korting
die Ermäßigung(en)
(bus)halte
die Haltestelle(n)
bakkerij
die Bäckerei (en)
café
die Kneipe(n)
discotheek
die Disko,s
fiets
das Fahrrad(¨er)
winkelcentrum
das Kaufhaus (¨er)
flatgebouw
das Hochhaus (¨er)
museum
das Museum (Museen)
wijk, kwartier
das Viertel = das Revier (e)
auto
das Auto(s)
toilet
das Klo(s)
gebouw
das Gebäude
kasteel
das Schloss, ¨er
zwembad
das Schwimmbad, ¨er
kruispunt
der Kreuzpunkt(e)
uur (tijdsaanduining)
die Uhr (en)
uur (tijdsduur)
die Stunde (n)
kwartier
die Viertelstunde(n)
job
die (Arbeits)Stelle(n)
bezienswaardigheid
die Sehenswürdigkeit(en)
politiebureau
die Polizeiwache(n)
steeg
die Gasse(n)
boekhandel
die Buchhandlung(en)
slagerij
die Fleischerei(en)
slagerij
die Metzgerei(en)
bank
die Bank, en
restaurant
das Restaurant(s)
hotel
das Gasthaus(¨er)
stadhuis, raadhuis
das Rathaus (¨er)
winkel, zaak
das Geschäft(e)
schild, (verkeers)bord
das Schild(er)
geluk
das Glück
weekend
das Wochenende(n)
centrum
das Zentrum (Zentren)
ziekenhuis
das Krankenhaus(¨er)
(binnen)zwembad
das Hallenbad, ¨er
(buiten)zwembad
das Freibad, ¨er
eenvoudig, makkelijk
einfach = leicht
moeilijk
schwierig
mooi
schön
leuk, aardig
nett
leuk, geweldig
toll
rustig
ruhig
duur
teuer
ver
weit
verwarrend
verwirrend
vandaag
heute
morgen
morgen
gisteren
gestern
desalniettemin, toch, nochtans
trotzdem
dan
dann
al, reeds
schon = bereits
terug
zurück
trouw
treu
juist, precies
genau
vriendelijk
freundlich
goedkoop
preiswert = billig
duidelijk, zeker, natuurlijk
klar = deutlich / sicher
(ver) verwijderd
entfernt
ziek
krank
samen
zusammen
jammergenoeg
leider
anders
sonst
misschien
vielleicht
ongeveer
ungefähr, etwa
daarna
danach
jammer
schade
nauwelijks
kaum
deze morgen
heute Morgen …
te voet
zu Fuß
Dat is wel / toch jammer
Das ist ja schade!
1 euro 50 per persoon
1 euro 50 pro Person
Hoe laat is het?
Wie spät ist es?
Hoe laat is het?
Wie viel Uhr ist es?
Het is… half acht
Es ist … halb acht
(precies) 1 uur
(genau / gerade) ein Uhr
half 1
halb eins
22u15
zweiundzwanzig Uhr fünfzehn
kwart voor / na 10
Viertel vor / nach zehn
7u30
sieben Uhr dreißig
Hoe lang duurt het?
Wie lange dauert es?
ongeveer een half uur
ungefähr eine halbe Stunde
een minuut
eine Minute
een kwartier
eine Viertelstunde
een uur
eine Stunde
2 uren
zwei Stunden
anderhalf uur
anderthalb Stunden
2,5u
zweieinhalb Stunden
3,5u
dreieinhalb Stunden
Er is / er zijn…
es gibt + Akk
inkopen doen
Einkäufe machen
Excuseer!
Entschuldigung! = Verzeihung! = Entschuldigen Sie!
Bedankt!
Danke (schön / sehr)!
Hartelijk dank!
Herzlichen Dank!
Graag gedaan, niets te danken
Keine Ursache = Gern geschehen = Nichts zu danken
per twee, per drie, per vier…
zu zweit, zu dritt, zu viert…
een reuzenhonger hebben
einen Riesenhunger haben
Gaat u hier…
Gehen sie hier…
om de hoek
um die Ecke
rechts / links
rechts / links
(alsmaar) rechtdoor
(immer) geradeaus
de straat door
die straße entlang
aan de rechter-/linkerkant
auf der rechten/ liken Seite
Het spijt me
(Es) tut mir leid
“shoppen”
einen Einkaufsbummel machen
Het is al laat
Es ist schon spät
Dat is tamelijk ver van hier
Das ist ziemlich weit von hier
