Vocabulaire Hoofdstuk 7 Flashcards
1
Q
Gehinderd (hinderen)
A
To hinder
2
Q
Doordat
A
Due to
3
Q
Daadwerkelijk
A
Actually
4
Q
De stroom
A
Flow, stream, energy
5
Q
Geluiden (het geluid)
A
Sounds, noises
6
Q
Klanken (de klank)
A
Sounds
7
Q
Verbinden (met)
A
To connect (with)
8
Q
Zoiets
A
Something (like that)
9
Q
Na… doen (nadoen)
A
To copy
10
Q
Vergeleken… mee (vergelijken (met))
A
To compare (with)
11
Q
Vlakker (vlak)
A
Even-toned, flat
12
Q
De neiging (tot)
A
Tendency (to)
13
Q
Gedachten (de gedachte)
A
Thoughts
14
Q
Verwoorden
A
To put into words
15
Q
Langzamerhand
A
Slowly
16
Q
Patronen (het patroon)
A
Patterns
17
Q
Vergaat (vergaan)
A
To fare
18
Q
In… burgeren (inburgeren)
A
To integrate