Vocabulaire Hoofdstuk 1 Flashcards
1
Q
verwarrend
A
confusing
2
Q
vernoemd naar
A
to name after
3
Q
indrukwekkend
A
impressive
4
Q
merkt
A
to notice (“je merkt het, ik kan niet kiezen” - “as you can see, I can’t choose”)
5
Q
ernstig
A
seriously
6
Q
vooral
A
especially
7
Q
de oplossing
A
solution
8
Q
schreeuwt (schreeuwen)
A
to shout
9
Q
het tijdschrift
A
magazine
10
Q
sommige
A
some
11
Q
zelfs
A
even
12
Q
bescheiden
A
modest
13
Q
het bezit
A
possession
14
Q
fluisteren
A
to whisper
15
Q
het gevoel
A
the feeling
16
Q
persoonlijk
A
personal
17
Q
bereikt (bereiken)
A
to achieve
18
Q
uitgekomen (uitkomen)
A
to come true
also: to reveal, to end up at
19
Q
de eigenschap
A
characteristic
20
Q
wetenschappelijk
A
scientific
21
Q
voorlopig
A
for now, for the time being, in the meantime
22
Q
goede voornemens
A
New Year’s resolution
23
Q
het voornemen
A
intention
24
Q
me… ergeren (zich ergeren(aan))
A
to get annoyed by
25
doelpunten
goals
26
betekenis
meaning
27
voor mij gevoel
to me (voor mijn gevoel past het woord precies bij de betekenis: To me the word fits the meaning perfectly)
