Vocabulaire Flashcards
de neef
le cousin
de fitness
le fitness
het avonturenpark
le parc d’aventures
de afspraak
le rendez-vous
de activiteit
l’activité
de datum
la date
de zalf
la pommade
de karaokeavond
la soirée karaoké
binnenkort
bientôt
beter
mieux
zeker
sûrment
karten
faire du karting
kajakken
faire du kayak
winnen
gagner
voorstellen
proposer
een afspraak vastleggen
fixer rendez-vous
knutselen
bricoler
zonnen
bronzer
verzamelen
collectioner
dansen
danser
tekenen
dessiner
luisteren (naar)
écouter
schrijven
écrire
spelen (+ sport spel)
(+ muziekinstrument)
jouer à (+ sport)
de (+ instument)
organiseren
organiser
deelnemen aan
participer à
weggaan, vertrekken
partir
doorbrengen
passer
beoefenen ( sport)
pratiquer (sport)
schilderen
peindre
picknicken
pique-niquer
iemand bezoeken
rendre visite à quelq’un
zwemmen
se baigner
zich ontspannen
se détendre
zich erg amuseren, uit de bol gaan
s’éclater
s’entraîner
trainen
(uit)rusten
se reposer
op het internet surfen
surfer sur Internet
reizen
voyager
de atletiek
l’athlétisme
het ballet
le ballet
het wielrennen, het fietsen
le cyclisme
het golfspel
le golf
het hockey
le hockey
het petanquespel
le jeu de boules
het joggen
le jogging
het judo
le judo
het karate
le karaté
het schaatsen
le patinage
het skiën
le ski
het langlaufen
le ski de fond
het waterskiën
le ski nautique
het snowboarden
le snowboard
het surfen
le surf
het tafeltennis
le tennis de table
het volleybal
le volley(ball)
het boksen
la boxe
het hardlopen
la course à pied
het dansen
la danse
het paardrijden
l’équitation
de (berg) beklimming
l’escalade
het schermen
l’escrime
het zwemmen
la natation
het petanquespel
la pétanque
het windsurfen
la planche à voile
het duiken
la plongée
het zeilen
la voile
het vliegtuig
l’avion
de reisbus/ de touringcar
l’autocar
de boot
le bateau
de helikopter
l’hélicoptère
de metro
le métro
de taxi
le taxi
de hst
le TGV
het openbaar vervoer
les transports en commun
de fiets
la bcyclette/ le vélo
het ongeval
l’accident
de verkeersopstopping
le bouchon/ l’embouteillage
de (linker/ rechter) rijstrook
la bande (de gauche/ de droite)
de dienstregeling
l’horaire
de verkeersinformatie
l’info trafic
het zebrapad
le passage pour piétons
de vertragng
le retard
het ticket
le ticket
de werkzaamheden
les travaux
de boete
l’amende
het verkeer
la circulation
de aansluiting
la correspondance
de omleiding
la déviation
het benzinestation
la station-service
de snelheid
la vitesse
omwille van
à cause de
ter hoogte van
à hauteur de
op tijd
à l’heure
in de richting van
en direction de
vastzitten
être coincé(e) / bloqué(e)
pech hebben
(être)en panne
te laat zijn/ aankomen met vertraging
(être ) en retard
zijn
être
hebben
avoir
gaan
aller
komen
venir
doen/ maen
faire
nemen
prendre
leggen / zetten/ aantrekken (kledij)/ dekken (tafel)
mettre
aangenaam
agréable
autoritaire (bazig)
autoritaire
babbelachtig
bavard(e)
moedig
courageux, courageuse
creatief
créatif, créative
nieuwsgierig
curieux, curieuse
verstrooid
distrait(e)
dynamisch
dynamique
boos/ kwaad
fâché(e)
vrijgevig
généreux, généreuse
eerlijk
honnête
jaloers
jaloux, jalouse
optimistisch
optimiste
lui
paresseux, paresseuse
(on)geduldig
(im)patient(e)
pessimistisch
pessimiste
sociaal
sociable
het schoonheidsvlekje
le grain de beauté
het litteken
la cicatricede
lens
la lentille
het flapoor
l’oreille décollée
de huid
la peaue
het sproetje
la tache de rousseur
vierkantig
carré(e)
bros
en brosse
sluik (stijl haar)
raide
roodharig
roux, rousse
beschrijven
décrireove
reenkomen met
s’entendre avec
lijken op
ressembler à
lijken, schijnen
sembler
het land (van herkomst)
le pays (d’origine)
de bestuurdersruimte
la cabine
de airco(nditioning)
la clim(atisation)
de levering
la livrasion
moeilijk
difficile
moe
fatigué(e)
volgend
prochain(e)
overmorgen
après-demain
eergisteren
avant-hier
gelukkig
heureusement
opnieuw vertrekken
repartir
naar / in het buitenland
à l’etranger
dat is lang geleden
ça fait longtemps
dat is niet vanzelfsprekend
ce n’est pas évident
twee weken geleden
il y a deux semaines
zijn/ haar vakantie doorbrengen
passer ses vancances
Wat een avontuur!
Quelle aventure!
Duitsland
l’Allemange
Engelland
l’Angleterre
België
la Belgique
Brazilië
le Brésil
China
la Chine
Kroatië
la Croatie
Spanje
l’Espagne
de Verenigde Staten
les États-Unis
Frankrijk
la France
Griekenland
la Grèce
Italië
l’Italie
Luxemburg
le Luxembourg
Marokko
le Maroc
Nederland
le Pays-Bas
Polen
la Pologne
Portugal
le Portugal
Rusland
la Russie
Zweden
la Suède
Zwitserland
la Suisse
Turkije
la Turquie
de herfst
l’automne
en automne
de zomer
l’été
en été
de winter
l’hiver
en hiver
de lente
le printemps
au printemps
de woestijn
le désert
het meer
le lac
het landschap
le paysage
de rots
la rocher
de vulkaan
le volcan
het platteland
la campagne
de heuvel
la colline
de kust
la côte
het woud
la forêt
het eiland
l’île
de zee
la mer
de berg
la montagne
de natuur
la nature
het strand
la plage
de wolk
le nuage
het onweer
l’orage
de zon
le soleil
het weer
le temps
de wind
le vent
de sneeuw
la neige
de regen
la pluie
wisselvallig
variablen
eeuwen
reiger
regenen
pleuvoir
Het is warm.
Il fait chaut
Het is koud
Il fait froid
Het is mooi weer.
Il fait beau.
Het is slecht weer.
Il fait mauvais
Het is 13 graden.
Il fait 13 degrés
het regent
il pleut
het sneeuwt
il neige
het vriest
il gèle
er is wind/ het waait
il y a du vent
er zijn wolken
il y a des nuages
er is zon
il y a du soleil
vooruitgaan
avancer
veroorzaken
causer
veranderen (van)
changer (de)
besturen
conduire (à)
afzetten
afzetten
afstappen (de)
descendre (de)
binnengaan
entrer (dans)
(vol)tanken
faire le plein
parkeren
(se) garer
stappen
marcher
instappen
montrer (dans)
missen
rater
rijden
rouler
zich verplaatsen
se déplacer
oversteken
traverser
kunnen/ mogen
pouvoir
weten/ kennen/ kunnen
savoir
zien
voir
willen
vouloir
krijgen/ ontvangen
recevoir
moeten
devoir
moeten
falloir
zeggen
dire
lezen
lire
schrijven
écrire
drinken
boire
(her) kennen
(re) connaître
het karakter
le caractère
het uiterlijk
l’apparence
hip
branché(e)
interessant
intéressant(e)
bedrukt
imprimé(e)
vallen voor
craquer pour
grapjes maken
plaisenter
dromen over
rêver de
een goede smaak hebben
avoir bon goût
dat is maar een uiterlijke schijn
ce n’est que l’apparence
ik mis hem
il me manque
het lijkt me dat
il me semble que
actief
actif, active
agressief
agressif, agressive
rustig
calme
grappig
drôle
(on)beleefd
(im)poli(e)
verstandig
intelligent(e)
macho
macho
grappig
marrant(e)
stout, kwaadaardig
méchant(e)
ernstig
sérieux, sérieuse
verlegen
timide
het puistje
le bouton
de make-up
le maquillage
de baad
la barbe
het kapsel
la coiffure
de snor
la moustache
bejaard
âgé(e)
gekruld
bouclé
gebruind
bronzé(e)
kaal
chauve
lelijk
laid(e)
lang
long(ue)
steil
lisse
schattig
mignon(ne)
halflang
mi-long(ue)
slank, dun
mince
gespierd
musclé(e)
het juweel
le bijou
de aanwijzing
l’indice
de spiegel
le miroir
de oorring
la boucle d’oreille
de riem
la ceinture
de hoes
la coque
de verassing
la surprise
duur
cher, chère
belangrijk
important(e)
praktsich
pratique
genoeg
assez
iets (+ bijv naamwoord)
quelquecose de+ adj
beginnen met
commencer par
doorgaan/ verdergaan
continuer
raden
deviner
inpakken
emballer
beschermen
protéger
beige
beige
wit
blanc, blanche
buin
brun(e)
kaki
kaki (inv)
paars
mauve
geel
jaune
rood
rouge
groen
vert(e)
zwart
noir(e)
oranje
orange
blauw
bleu(e)
licht
clai(e)
effen
uni(e)
kastanjebruin
marron
de centimeter
le centimètre
de meter
le mètre
het model
le modèle
het (onder)deel
la partie
scherp
aigu(ë)
vierkant
carré(e)
zacht
doux, douce
recht
droit(e)
hard
dur(e)
dik
épais(se)
fijn
fin(e)
licht
léger, légère
zwaar
lourd(e)
ovaal
ovale
plat
plat(e)
puntig, spits
pointu(e)
rechthoekig
rectangulaire
rond
rond(e)
stevig
solide
driehoekig
triangulaire
het hout/ van hout
le bois/ en bois
het karton/ van karton
le carton/ en carton
het leder/ van leder
le cuir/ en cuir
het metaal/ van metaal
le métal/ en métal
het plastic/ van plastic
le plastique/ en plastique
de stof/ van stof
le tissu/ en tissu
het glas/ van glas
le verre/ en verre
ontbreken
manquer
meten
mesurer
dienen (voor)
servir (à)