Thema 2 natuurwetenschappen Flashcards

1
Q

Welke celstructuren bestaan er allemaal

A

celkern, celmembraam, cytoplasma, celwand, vacuole, bladgroenorrel, mitochondriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke stoffen nemen dieren in hun cellen op?

A

zuurstofgas, voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er met die stoffen in de cellen?

A

Ze worden verbrand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke stoffen produceren organismen tijdens dat proces?

A

koolstofdioxide, water en andere afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe heet dit proces?

A

Celademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke energieomzetting vindt er plaats?

A

chemische energie –> kinetische energie en thermische energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er als het plantje licht krijgt?

A

Het plantje groeit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom heeft de eik een groene bol en de eikel een rode bol? (zie boek p37)

A

De eik bestaat uit meer stoffen dan de eikel. Daardoor bevat de eik ook de meeste chemische energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke energie heeft de eik opgenomen om te kunnen groeien?

A

stralingsenergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke energieomzetting vindt er plaats in de eik?

A

stralingsenergie –> chemische energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke energie omzetting gebeurt er in de eik?
A) chemische energie naar kinetische energie
B) chemische energie naar thermische energie

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke energie omzetting gebeurt er in zonnebloemen?
A) chemische energie naar thermische energie
B) chemische energie naar kinetische energie

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke energie omzetting gebeurt er in krokussen?
A)chemische energie naar thermische energie?
B) chemische energie naar kinetische energie?

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er als de plant water krijgt?

A

De plant groeit beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er als de plant mineralen krijgt?

A

Het bevordert de groei van de plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar haalt de plant koolstofdioxide vandaan?

A

Uit de lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe komt koolstofdioxide in de lucht terecht?

A

Door de ademhaling, het verkeer, de dieren, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar komt het zuurstofgas terecht?

A

In de lucht.

19
Q

Wie gebruikt dit zuurstofgas?

A

De mensen en de dieren

20
Q

Wat gaat er allemaal in de bladgroenkorrel?

A

water koolstofdioxide

21
Q

Wat maakt dat water en die koolstofdioxide dan

A

glucose en zuurstofgas

22
Q

Welke energie neemt de bladgroenkorrel op

A

stralingsenergie

23
Q

Waar/ Niet Waar
de koolstofdioxide gaat eerst door een huidmondje om dan naar een bladgroenkorrel gaan.

A

Waar

24
Q

Hoe heet dit proces met de bladgroenkorrel

A

fotosynthese

25
Q

Welk celdeel geeft de groene kleur aan een plant?

A

blagroenkorrels

26
Q

Welke energierijke stof maakt een plant in haar cellen aan?

A

glucoseW

27
Q

Welke stoffen moet de plant hiervoor opnemen

A

water en koolstofdioxide

28
Q

welke energievorm heeft de plant hiervoor nodig?

A

stralingsenergie

29
Q

Welk gas produceert een plant tijdens dit proces?

A

zuurstofgas

30
Q

Wie is autotroof en hoe wordt de glucose gemaakt

A

planten en via fotosynthese

31
Q

Wie is heterdrooft en hoe wordt de glucose gemaakt

A

bacteriën, schimmels, dieren en dat komt via voeding

32
Q

Wanneer gebeurt de fotosynthese

A

enkel bij voldoende licht

33
Q

Waar vind de celademhaling plaats

A

mitochondriën

34
Q

Welke stoffen zijn nodig voor celademhaling

A

glucose en zuurstofgas

35
Q

Welke stoffen worden geproduceerd tijdens dit proces?

A

water en koolstofdioxide

36
Q

welke energieomzetting vindt er plaats tijdens dit proces?

A

chemische energie–> kinetische energie + thermische energie

37
Q

Wanneer gebeurt de celademhaling?

A

Dag en nacht

38
Q

Wat brengen de bladgroenkorrels naar de mitochondriën

A

glucose en zuurstofgas

39
Q

wat brengen de mitochondriën naar de bladgroenkorrels

A

koolstofdioxide en water

40
Q

Welke stoffen nemen planten in hun mitochondriën op?

A

glucose en zuurstofgas

41
Q

Wat gebeurt er met deze stoffen?

A

glucose wordt verbrand

42
Q

Welke energievormen ontstaan bij de verbranding?

A

kinetische en thermische energie

43
Q

Welke stoffen produceren planten tijdens dit proces?

A

afvalstoffen zoals water en koolstofdioxide

44
Q

Wat doen de huidmondjes?

A

De huidmondjes gaan open en dicht doordat de twee aanliggende cellen groter en kleiner worden