Deel 1 snoepen Flashcards
het beslag
dun, vloeibaar mengsel van meel, melk, …
mennen
trek- en rijdieren met de teugels besturen
het bivak/ bivakken
plaats waar militairen, bergbeklimmers, leden van een jeugdbeweging onder de blote hemel of in tenten overnachten
uitspannen
losmaken uit de teugels
de huif/ huiven
linnen doe die als overdekking over hoepels is gespannen
de specerij/ specerijen
deel van een plant dat smaak en geur geeft en eten, kruiden
wezenloos
gelaatsuitdrukking zonder gevoel, verstand of uitdrukking
achteruitdeinzen
van schrik een ontwijkende beweging naar achteren maken
bijdehands(e)
bijdehand/ bijdehante
slim, vlug snappen en snel reageren, gevat reageren
gerieflijk
comfortabel gemakkelijk en handig in gebruik te nemen
gemor
gemompel van ontevredenheid
verrukking/ verukkingen
opgetogenheid, enthousiasme
indivudieel
afzonderlijk, persoonlijk, elk apart
mythe/ mythes/ mythen
een onzinverhaal dat als waar aangenomen wordt
substantie/ substanties
grondstof, stof waaruit iets bestaat