Voca 2 Nl —> Fr Flashcards
1
Q
Volgen
A
Suivre
2
Q
Passen
A
Garder
3
Q
Hopen
A
Espérer
4
Q
Naar het restaurant gaan
A
Aller au restaurant
5
Q
Fitnessen
A
Faire du fitness
6
Q
Uitgaan
A
Sortir
7
Q
Afwassen
A
Faire la vaisselle
8
Q
Daar word ik gek van
A
ça me rend fou
9
Q
Een heleboel
A
Plein
10
Q
Ten eerste
A
D’abord
11
Q
Interessant
A
Intéressant
12
Q
Boeiend
A
Passionnant
13
Q
Niet slecht
A
Pas mal
14
Q
Waardeloos
A
Nul
15
Q
Saai
A
Ennuyeux
16
Q
Vreselijk
A
Terrible
17
Q
De reis
A
Le voyage
18
Q
De wereld
A
Le monde
19
Q
Het hoofd
A
La tête
20
Q
De plek
A
L’endroit
21
Q
De snelheid
A
La vitesse
22
Q
Het slachtoffer
A
La victime
23
Q
De inwoner
A
L’habitant
24
Q
De dag
A
Le jour
25
Storen
Déranger
26
Kiezen
Choisir
27
Ik heb er genoeg van
J’en ai assez
28
Lang
Long
29
Verliefd
Amoureux
30
Nieuwsgierig
Curieux
31
Beginnen
Commencer
32
Doorbrengen
Passer
33
Eruit zien
Avoir l’air
34
Tijd hebben
Avoire le temps
35
Zin hebben
Avoir envie
36
Uitrusten
Se reposer
37
Elkaar treffen
Se retouver
38
Ik sta op
Je me lève
39
Gamen
Jouer à la console
40
Kletsen
Discuter
41
Lachen
Rigoler
42
Bellen
Appeler
43
Winkelen
Faire les magasins
44
Sporten
Faire du sport
45
Uitslapen
Faire la grasse matinée
46
Ik zal kunnen
Je pourrai
47
De ingang
L’entrée
48
De les
Le cours
49
De aflevering
L’épisode
50
Tot
Jesqu’à
51
Bij mij
Chez moi
52
Nogal
Plutôt
53
Laat
Tard
54
Vroeg
Tôt
55
Al
Déjà
56
Moeilijk
Dur
57
Dood
Mort
58
Moe
Fatigué
59
Volgende
Prochain
60
Het was
C’était
61
Het begin
Le début
62
Het leven
La vie
63
Het geld
L’argent
64
De vrije tijd
Le temps libre
65
De keer
La fois
66
Het spel
Le jeu
67
Het tijdschrift
Le magazine
68
Volgens
Selon
69
Helpen
Aider
70
Nadenken
Réfléchir
71
Lezen
Lire
72
Hoog
Haut
73
Ieder
Chaque
74
Als
Comme
75
Soms
Parfois
76
Bovendien
En plus
