NL—> FR Flashcards
1
Q
De beste vriendin
A
La meilleure amie
2
Q
Grappig
A
Marrant(e)
3
Q
Slim
A
Intelligente
4
Q
Gemeen
A
Méchant(e)
5
Q
Egoïstisch
A
égoïste
6
Q
Verlegen
A
Timide
7
Q
Lui
A
Parresseux (euse)
8
Q
Vaak
A
Souvent
9
Q
Een keer per week
A
Une fois par semaine
10
Q
Ik ken haar
A
Je la connais
11
Q
Op de sportclub
A
Au club de sport
12
Q
Op school
A
à l’école
13
Q
Op het werk
A
Au travail
14
Q
Bij vrienden
A
Chez des amis
15
Q
Televisie kijken
A
Regarder la télé
16
Q
Sporten
A
Faire du sport
17
Q
Gitaar spelen
A
Jouer de la guitare
18
Q
Kletsen
A
Bavarder
19
Q
Het goud
A
L’or M
20
Q
Het geld
A
L’argent M
21
Q
De prijs
A
Le prix
22
Q
De smaak
A
Le parfum
23
Q
Per jaar
A
Par an
24
Q
Honderd
A
Cent
25
Duizend
Mille
26
Een miljoen
Un million
27
Onmogelijk
Impossible
28
Arm
Pauvre
29
Duur
Cher (chère)
30
Amerikaans
américain(e)
31
Beter
Mieux
32
Verkopen
Vendre
33
Bestaan
Exister
34
Weten
Savoir
35
De foto
La photo
36
Het bericht
Le message
37
De reactie
Le réaction
38
Het commentaar
Le commentaire
39
De site
Le site
40
De app
L’appli V
41
De social media
Les réseaux socieux
42
De mobiele telefoon
Le portable
43
De rekening
L’addition V
44
Zeggen
Dire
45
Denken
Penser
46
Wachten
Attendre
47
Gebruiken
Utiliser
48
Werken
Travailler
49
Betalen
Payer
50
Ik ga weg
J’y vais
51
Hij ziet
Il voit
52
Geef mij!
Donne-moi!
53
Ik heb gezien
J’ai vu
54
Wij waren
On était
55
Gaat het goed met je?
Tu vas bien?
56
Welkom
Bienvenue
57
Tot later
à plus
58
Dankzij
Grâce à
59
Voor (plaats)
devant
60
Achter
Derrière
61
Dichtbij
Près de
62
Gelukkig
Heureux -euse
63
Grappig
Drôle
64
De mensen
Les gens
65
Het hoofd
Le tête
66
De tijd
Le temps
67
Het ding
Le truc
68
Bijna
Presque
69
Toch
Pourtant
70
Nu
Maintenant
71
Nodig hebben
Avoir besoin
72
Vergeten
Oublier
73
Stoppen
Arrêter
74
Makkelijk
Facile
75
Nieuw
Nouveau, nouvelle
76
Eerst
Premier, première
77
Oud
Vieux, vieille
78
Goed
Bon, bonne
