VOC2 Flashcards

1
Q

in casu ( i. c. )

A

in dit geval , bv : het geschil i.c. moet voor de vrederechter komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

slapend bestaan

A

bv boeken in de kast zit info in - deze kan je nemen als je ze nodig hebt maar ze zijn er

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

derhalve

A

daarom,dus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dissident

A

an­ders­den­ken­de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

exobirant

A

buitensporig, overdreven hoog: exorbitante salarissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

freudiaans inzicht /verspreking

A

•iets dat het onderbewuste aantoont bv: hij sprak zijn vrouw aan met de naam van zijn secretaresse, een freudiaanse verspreking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

addendum

A

het [-denda]
bijlage, bijvoegsel, toevoegsel, aanhangsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

talmen

A

langzaam zijn of aarzelen om iets even uit te stellen, dralen, treuzelen: ze talmde bij de deur voor ze de klas inging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diligent

A

vlijtig, ijverig, werkzaam, druk bezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

addendum

A

bijlagen, bijvoegsels, toevoegsels, aanhangsels,
bv: Addendum bij de agenda voor de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

in se

A

op zichzelf genomen; op zichzelf beschouwd; an sich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

latent

A

Iets dat er wel is maar niet meteen zichtbaar. Bv een latente ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

antagonisme

A

felle tegenstelling van meningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

soelaas

A

verlichting, troosting, iets minder triest maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

antipode

A

iemand die een tegenstelling vormt met iemand anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontkerstening

A

proces dat leidt tot een toestand waarin de christelijke boodschap niet langer grondslag van cultuur en moraal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

lacune

A

iets dat ontbreekt Voorbeeld: `een lacune van een week in een dagboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

regie

A

leiding/beheer
(of alleenhandel van de staat )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ontbied

A

verzoekt worden om te komen ( ontbied, ontboden, ontbood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

corvee

A

huishoudelijke taken, lastig, vervelend werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

fervent

A

als je het heel erg bent : bv een fervent tegenstander van iets ( vurig, enthousiast,ect…)

22
Q

performant

A

krachtig, goed presterend,met goede resultaten

23
Q

verlof

A

toestemming OF vrije dagen bv : verlof krijgen van de bank om het huis aan te kopen

24
Q

compendium

A

handboek met de samenvatting van de kennis van een bepaald terrein, bv : een compendium elecktromechanica

25
Q

courant

A

wat veel voorkomt of veel gebruikt wordt. bv: het was een courante praktijk

26
Q

apologie (apologieën,apologietje)

A
  • verheerlijken,goedpraten, bagatelliseren of ontkennen van ernstige misdrijven zoals volkerenmoord of tereurdaden.
27
Q

salonfähig

A

sociaal acceptabel, er kan zonder gene over ene onderwerp worden gesproken

28
Q

bagatelliseren

A

iets onbeduidens voorstellen of aanduiden.

29
Q

ofschoon

A

hoewel, bv: ofschoon ik geen zin heb, ga ik toch.

30
Q

Dogma

A

betekent vastomlijnd, een aan geen beredenering meer blootstaand geloofsartikel.

31
Q

Renderen

A

Rendabel zijn, profijt leveren

32
Q

concipiëren

A

2 bedenken, ontwerpen, schetsen volgens een bepaald plan

33
Q

vigeren

A

van kracht zijnde

34
Q

solvabiliteit

A

mate waarin een onderneming of organisatie in staat is bij liquidatie aan haar financiële verplichtingen te voldoen

35
Q

Ontluiken (ontlook)

A

Opengaan, zich ontwikkelen
Bv een ontluikende talent

36
Q

Transponeerbaar

A

Overbrengen in een ander verband, sfeer , omstandigheid ,situatie

37
Q

aleatoir

A

onzeker, wisselvallig

38
Q

proselitisme

A

Iemand tot je eigen mening willen bekeren op een opdringerige wijze. (bekeringsdrang)

39
Q

preponderant

A

overheersend, overwegend

40
Q

Opsouperen

A

Verkiwsten

41
Q

Eclatant (bv)

A

schitterend, daverend:bv een eclatantsucces

42
Q

d’office

A

automatisch bv: je bent dan d’office een racist

43
Q

valabel

A

aannemelijk, geldig

44
Q

collusie

A

geheime criminele samenwerkingen

45
Q

nefast

A

met heel ongustige gevolgen

46
Q

onbevangen

A

nergens door geremd , onpartijdig en zonder vooroordeel

47
Q

quote mining

A

citaten uit context nemen, ze vergroten, en interpreteren op een wijze die de eigen argumenten versterkt.

48
Q

incluis

A

inclusief vb: iedereen, de kinderen incluis iedereen met inbegrip van de kinderen

49
Q

met recht en reden

A

Ik zal met recht en rede tegen bijgeloof en vooroordelen vechten. of Lou was dus met recht en reden jaloers geweest.

50
Q
A