VOC 3 Flashcards

WOORDENBOEK

1
Q

aalglad - bn

A

bijzonder glad, bijzonder slim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aalmoes ( de)

A

gift aan een bedelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aalmoezenier (de) mv: aalmoezeniers

A

priester in het leger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aanbetaling (de)

A

de eerste betaling bij aankoop of afbetaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanbevelen vd

A

beval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aanblik (de)-m

A

uiterlijk bv: het gebied bood een troosteloze aanblik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aanboren

A

gaan gebruiken bv : een nieuwe belastingbron aanboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aandrift (de) -m

A

inwendig gevoel dat tot handeling aanzet bv: hij had een dierlijke aandrift om..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aanfluiting (de)-v

A

1) bespottelijke toestand of ten schande brengen
2) bespotting
bv: het was een aanfluiting zoals hij erbij liep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

belendend- bn

A

aangrenzend bv : het belendende huis was afgebrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aanhalig

A

verlangend naar liefkozing, lief doend bv: hij heeft een aanhalige kat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aanhangig (bn)

A

nog niet beslist of afgedaan bv: de zaak werd aanhaling gemaakt bij het Europees hof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aanheffen ( - hief, geheven)

A

beginnen bv: het lied aanheffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aanklacht (de) -v

A

1) een beschuldiging bij de bevoegde macht
2) beschuldiging bij de bevoegde macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

aanklager (de) m-v

A

iemand die aanklaagt
openbare aanklager: iemand die namens de staat procedeert in strafzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aankleding (de) v

A

de manier waarop iets wordt uitgebeeld of voorgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

primauteit

A

Het volksbelang heeft de primauteit op de staatsinrichting. superioriteit / voorrang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

in casu

A

in dit geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

in concreto

A

in dit specifieke geval

20
Q

in abstracto

A

theoretisch gezien of afgezien van omstandigheden

21
Q

genotzucht

A

het sterk gericht zijn op genot

22
Q

behaagzucht

A

sterk verlangen om in de smaak te vallen

23
Q

gewichtig

A

belangrijk, bv hij doet gewichtig over deze zaak.

24
Q

de ascese

A

het bewust heel eenvoudig leven, onthouding van alle zinsgenot uit religieuze overweging. bv de nonnen leefden in ascese

25
waarachtig
waar, werkelijk bv dat was een waarachtige heldendaad. als bijwoord is het waarlijk, bv: zo waarlijk Helpe mij god almachtig
26
beticht
beschuldigen bv: hij betichtte bij van diefstal.
27
nietswaardig
zonder enige vorm van waarde
28
afdoend
met de gewenste uitwerking, toereikend: dat antwoord is afdoende | afdoende maatregelen
29
grissen
grissen werkwoord [griste, h. gegrist] snel weggrijpen of naar zich toe halen: de dief griste de tas van de tafel
30
gedwee
gehoorzamend zonder protest, volgzaam: ~ volgden ze de bevelen op | hij liet zich ~ meevoeren ;
31
mededogen
medelijden
32
ontwennen
afwennen, langzamerhand niet meer gewend zijn aan iets: iets ontwend raken | ik heb zo lang niet gekampeerd dat ik het helemaal ontwend ben om op de grond te slapen
33
bedlegerig
zo ziek dat hij in bed met blijven
34
furore
uitbundige reactie, veel succes hebben, veel positieve reacties opwekken, erg geprezen worden: die nieuwe zanger maakt ~
35
devoot
vroom, godvruchtig
36
het gesternte
onder een gelukkig ~ geboren voorbestemd voor een gelukkig leven op zijn goed ~ vertrouwen vertrouwen dat het geluk hem welgezind zal zijn
37
besognes
zaken waar iemand zich mee bezighoudt, waar iemand aan moet denken en voor moet zorgen: huishoudelijke ~
38
gedijen
voorspoedig, welig groeien: de koffieplant gedijt goed in warme en vochtige landen
39
enigerlei
van een of andere soort
40
ontwaar
in het oog krijgen, zien, opmerken: in de verte ontwaarde hij een gedaante
41
gedogen
dulden, verdragen; door de vingers zien; oogluikend toestaan door de overheid dat bepaalde wettelijke voorschriften worden overtreden. Bijv. de verhandeling van softdrugs in coffeeshops.
42
Boutade
Een boutade (van het Franse bouter, "verdrijven") is een bondige, spitsvondige en geestig bedoelde uitspraak waarmee uiting wordt gegeven aan een zeker misnoegen.
43
ergens prat op gaan
trots op iets zijn, Bijvoorbeeld: ‘De voetbalclub gaat prat op zijn strenge selectiebeleid.’
44
45