VO 3 - Vrijwillige en automatische oogbewegingen Flashcards

1
Q

Functie onvrijwillige oogbewegingen

A

Blikstabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie vrijwillige oogbewegingen

A

Het richten van de fovea op een doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Saccaden

A

Kleine, snelle oogbewegingenG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gladde bewegingen

A

Hiervoor is een doel nodig dat beweegt, bijvoorbeeld het volgen van een vinger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fixaties

A

Het oog is op één punt gericht en maakt hierbij micro-saccaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Latentietijd

A

Tijd tussen het verwerken van wat het oog ziet en het op gang zetten van de oogbeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Optokinetisch reflex

A

Treedt op bij het zien van beweging, bijvoorbeeld als iemand in de trein zit. Een combinatie van smooth pursuit (langzaam) en een saccade (correctiestap). De richting van de nystagmus is gelijk aan de richting van de snelle component

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vestibulair oculaire reflex

A

treedt op wanneer het hoofd beweegt ten opzichte van de ruimte op de persoon heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

n. abducens

A

m/ rectus lateralis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

n. trochlearis

A

m. obliquus superior (adductie en depressie van oog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

n. oculomotorius

A

de rest van oogspieren, pupilreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ernstige dubbelzijdige uitval VOR

A

Pt ervaart de bewegingen van de omgeving alsof het hoofd wordt bewogen (oscillopsie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly