VO 2 Flashcards
1
Q
Wanneer is vocht transsudaat?
A
- Helder vocht
- Door overvulling
- Eiwitarm
2
Q
Wanneer is vocht exsudaat?
A
- Geel/oranje vocht
- Door infectie (plaatselijke oorzaak)
- Eiwitrijk
3
Q
Wat zijn de light criteria?
A
Wanneer tenminste 1 positief is, exsudaat
4
Q
criteria:
A
- Serum proteïne ratio >0.5
- Serum LDH > 0.6
- LDH > 2/3 limiet van normaal serum
5
Q
Wat is het doel van een punctie?
A
Verlichting geven
6
Q
Wanneer doe je een pleurodese?
A
- Snel recidiverend en symptomatisch pleuravocht
- Bewezen maligne vocht
- Ontlastende punctie heeft verlichting gegeven
7
Q
Wat zijn contraindicaties voor een pleurodese?
A
- Stollingsstoornis
- Andere oorzaken van dyspnoe
- Laag glucose
- Geen aanliggende long
8
Q
Wat zijn complicaties van een pleurodese?
A
- Koorts
- Pijn
- Infecties
- Respiratoir falen
9
Q
Wanneer geef je een getunnelde pleura catheter?
A
Maligne pleuravocht recidief
10
Q
Wat is nociceptieve pijn?
A
Ontstekings reactie door weefselbeschadiging
11
Q
Wat is neuropathische pijn?
A
beschadiging zenuwweefsel
12
Q
Hoe behandel je nociceptieve pijn, trap?
A
- NSAID + PCM
- Zwak opioïd + NSAID/pcm
- Sterk opioïd + NSAID/pcm
- Sterk opioïd met infuus
13
Q
Wat zijn bijwerkingen van een opioïd?
A
- Droge mond
- Obstipatie
- Verwardheid
14
Q
Wat is de functie van morfine?
A
- Minder pijn
- Minder kortademigheid