VGT 6 - Fysiologie, Biochemie, Genetica, Pathologie Flashcards
S1 & S2
Systole duurt korter dan diastole, S1 -> systole -> S2 -> Diastole -> S1 (S1: Lub S2: dub)
NB: hij stijging Hf duurt diastole korter, systole blijft gelijk
Polsdruk
Verschil systolische - diastolische RR
Hoge polsdruk
- Stijfheid aorta (artheroslerotisch)
- Toegenomen slagvolume LV (aortainsuff)
Lage polsdruk
verminderde LV ejectiefractie (aortaklepstenose)
Pulsus Paradoxus
RR daling < 10mmHG bij inspiratie (obstructieve hartziekte/tamponade)
Mean arterial pressure (MAP)
Gewogen gemiddelde RR in grote arteriën
Compliantie
Uitzetten; volumeverschil/drukverschil
Venen
compliant, niet elastisch (veel collageen, weinig elastine)
Arteriën
Elastisch, niet compliant (weinig collageen, veel elastine).
- Arteriële compliantie is afhankelijk van endotheelfunctie (zorgt voor vasodilatatie). bv: artherosclerose neem endotheelfunctie af en daarmee de compliantie.
Baroreceptoren
- Sinus carotis & Arcus aortae
- Onderdrukken symp.; zorgen voor lagere Hf en perifere vasodilatatie.
RR daalt -> barorecept wordt inactief -> hart wordt sympatisch gestimuleerd -> hogere cardiac output, vasoconstrictie perifere vasculatuur -> vitale organen krijgen meer perfusie = baroreflex.
Wet v Poiseuille
Omgekeerd evenredige relatie tussen vaatweerstand en bloedflow, Halvering van bloedvatradius -> 16x hogere vaatweerstand en 16x lagere flow.
Teugvolume (TV)
rustvolume dat wordt in-uit-geademt
Inspiratie reserve volume (IRV)
maximale volume dat kan worden ingeademd tijdens na rust
Expiratoir reserve volume (ERV)
maximale volume dat kan worden uitgeademd na rust
Residueel volume (RV)
volume dat in de longen achterblijft na maximale expiratie