VGT 1 Flashcards
Relatief risico
De kans op een ziekte in verhouding tot een andere groep
Odds ratio
De kans dat iets gebeurd / de kans dat iets aanwezig is tussen twee groepen.
Risico verschil
verschil in absoluut risico op uitkomst tussen interventie- en controle group
Sensitiviteit
De terechte positieve testuitslagen onder de zieke personen.
A/(A+C)
Specificiteit
De terechte negatieve testuitslag onder niet-ziekte personen.
D(B+D)
Positief voorspellende waarde
De kans op de aandoening bij personen met een positieve testuitslag.
A/(A+B)
Negatief voorspellende waarde
De kans op gezondheid bij personen met een negatieve testuitslag.
D/(C+D)
Prevalentie
A+C/totaal
Modus
Getal dat het frequentst voorkomt/ most common
Mediaan
Middelste getal van de reeks
Logistische regressie analyse
Dichotome uitkomstvariabele; continue variabelen. Roken (in jaren) en longkanker (ja/nee)
Chi-square test
Dichotome uitkomstvariabele; Categorische variabelen . Onafhankelijke groepen. Roken (ja/nee) en longkanker (ja/nee)
McNemar test
Dichotome uitkomstvariabele; categorische variabele. afhankelijke groep. staarbehandeling (ja/nee) en genezen (ja/nee)
Type I fout (alfa fout)
Verwerpen van de nulhypothese terwijl deze waar is.
type II fout (bèta-fout)
Het niet verwerpen van de nulhypothese, terwijl deze niet waar is. Kans hierop is bèta, Power = 1 - bèta.