VGT 2 Neuro Flashcards

1
Q

vitale sensibiliteit

A

(grove) tastzin, temperatuurszin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tractus spinothalamicus

A

vitale sensibiliteit, kruitst direct na intreding in het ruggemerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gnostische sensibiliteit

A

fijne, vibratie en bewegingszin en propriocepsis=positiezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Funiculus Dorsalis (achterstrengen)

A

(achterstrengen=propriocepsis) gnostische sensibiliteit, kruist thv medulla oblongata

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

motor unit

A

Een zenuwscel, spiercel en bijbehorende synaptische spleet ertussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

GCS

A

Ogen (1=niet, 2=pijnprikkel, 3= aanspreken; 4=spontaan). Motoriek (1= niet, 2=strekken, 3=abnormaal buigen, 4=normaal buigen, 5= lokaliseren, 6=opdracht uitvoeren). Verbaal (1= niet, 2= geluiden, 3=woorden, 4=verward, 5=georiënteerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dystonie

A

Stoornis in spierspanning, wringende spierbewegingen door contracties van antagonisten. (primair of secundair tgv neurodegeneratieve aandoening, medicatie of hersenschade)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ziekte van Huntington

A

Autosomaal dominant, 30-50j; chorea, verbreed gangspoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ziekte van Parkinson

A

50-70; rigiditeit (1), bradykinesie (2), rusttremor (3). Levodopa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hemorragische CVA

A

20% bloeding, mannitol (verlaagd hersenoedeem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ischemische CVA

A

80% infarct, trombolytica (<4.5uur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Arterie cerebri media

A
  1. centrale facialis parese contralateraal, 2. hemiparese arm/been contralateraal, 3.uitval gnostisch > vitaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Arterie cerebri posterior

A
  1. homonieme hemianopsie contralateraal, 2. gedrags/geheugenstoornis.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Arterie cerebri anterior

A
  1. hemiparese arm/been contralateraal, 2. frontale cognitieve symptomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Arterie basilaris

A

1.tetraparese, 2.pseudobulbaire parese, 3.horizontale blik parese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Perifere facialis parese

A

ipsilaterale parese gehele gelaatshelft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

centrale facialis parese

A

contralaterale parese onderste gelaatshelft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

N. oculomotorius

A

III. gekruiste horizontale dubbelbeelden (1), ptosis (2), wijde lichtstijve pupil (3), oog naar caudaal en lateraal(4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

N. Trochlearis

A

IV. m. obliquus superior, 1. Oog naar mediaal en craniaal, 2. dubbelbeelden naar nasaal/beneden kijken, 3. dubbelbeelden schuin boven elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

N. trigeminus

A

V. sensibiliteit gelaat, innervatie kauwspieren,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

N. abducens

A

VI. m. rectus lateralis, 1. oog naar mediaal, 2. in de verte kijken, 3. ongekruisde horizontaal beelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

N. facialis

A

VII. 1. aangezichtsmusculatuur, 2. voorste 2/3e smaak vd tong, 3. traansecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

N. vestibulocochlearis

A

VIII. evenwicht, gehoord, (nystagmus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

N. glossopharyngeus

A

IX. 1. speekselklieren, 2. musculatuur farynx/larynx, 3.smaaksensatie achterste 1/3e tong.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

N. Vagus

A

X. speekselklieren, tractus digestivus, stembanden, farynx/larynx

26
Q

N. accessorius

A

XI. m. sternocleidomastoïdeus, m. trapezius.

27
Q

N. Hypoglossus

A

XII. innervatie tongspieren

28
Q

N. Olfactorius

A

I. reukvermogen

29
Q

N. opticus

A

II. visus, pupilreacties

30
Q

Syndroom v Horner

A

uitval n. sympaticus. ptosis, anhydrosis, miosis (smalle pupillen)

31
Q

Symptoom van Lhermitte

A

elektrische sensatie langs de rug en extremiteiten bij buigen van het hoofd.

32
Q

Ziekte van Alzheimer

A

Verhoogde afbraak amloïdprecursorproteïne -> Plaquevorminge bèta-amloïd. stoornis episodisch geheugen/leervermogen, taalstoornis/visuospatieeel stoonis/executieve stoornis

33
Q

Lewy-body dementie

A

Gedragsstoornis (1), delirant (2), hallucinaties (3), hypokinetisch rigide syndroom (4)

34
Q

Vasculaire dementie

A

geheugenstoornis (1), persoonlijkheidsstoornis (2), traag (3), mimiek arm gelaat (4), zachte spraak(5).

35
Q

Syndroom Brown-Sequard

A

Halfzijdige ruggemerg verlamming A. thv laesie parese (1), atrofie (2), hyperpathie ipsilateraal (3). B. caudaal van laesie: centrale parase en gnostische sensibiliteitsuitval ipsilateraal (1) vitale sensibiliteitsuitval contralateraal (2)

36
Q

Spinocerebellaire ataxie

A

kleine hersenen aangedaan, coördinatestoornis, ataxie (bewegingsstoornis) en dysartrie (spraakstoornis)

37
Q

Spierdystrofie van Duchenne

A

X-gebonden recessief, symptoom van Gowers, waggelgang, hyperlordose, hypertrofische kuiten, 1/3e mentale retardatie, gedilateerde cardiomyopathie, max 40j

38
Q

Spierdystrofie van Becker

A

X-gebonden recessief, spierkramp/zwakter, dilaterende cardiomyopathie en mentale retardatie, 20-80j

39
Q

Myotone dystrofie

A

Autosomaal dominant chromosoom 19 CTG-repeat, multisysteemziekte myotonie en spierzwakte

40
Q

Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS)

A

50-60j spierkrampen, progressief krachtverlies, fasciculaties en verhoogde spierrekreflexen

41
Q

Hernia nuclei pulposi L4

A

voorzijde bovenbeen, knie, mediaal onderbeen; KPR laag

42
Q

Hernia nuclei pulposi L5

A

laterale zijde bovenbeen, knie en onderbeen, mediale zijde voet en dig 1

43
Q

Herna nuclei pulposi S1

A

Bil, dorsaal bovenbeen, lateraal onderbeen/zijde voet, dig 5; APR laag

44
Q

Rigiditeit

A

loden-pijp fenomeen (de weerstand blijft gelijkmatig verhoogd gedurende de gehele mobilisatie) & tandrad fenomeen (korte wisselingen in de tonus die aanvoelen als het schokken van een tandrad), bij extrapirimidale oorzaak (parkinson/overdosis antipsychotica)

45
Q

Spacticiteit

A

knipmesfenomeen (met een grote weerstand bij het begin van de mobilisatie, die vervolgens plots begeeft), bij piramidale oorzaak. bv: MS

46
Q

Rusttremor

A

bij extrapiramidale oorzaak

47
Q

Intentietremor

A

cereballaire oorzaak

48
Q

Proef van Romberg

A

Valneiging bij sluiten van de ogen, evenwichtsorgaan of achterstrengen/propriocepsis aangedaan

49
Q

Proef van Barre

A

uitzakken en proneren van armen, motorische parese en(rest)verschijnsel van CVA

50
Q

Transient ischemic attack

A

TIA uitvalsverschijnselen niet langer dan 24 uur aanwezig

51
Q

refractair

A

ongevoelig voor medicatie, bv epileptisch insult is refractair voor medicatie (helpt dus niet)

52
Q

Epilepstisch insult couperen

A

1e midazolam, 2e diazepam

53
Q

Clusterhoofdpijn

A

zeer intense herhaallijke eenzijdige pijn 15-180 min, ipsilateraal rood/tranend oog, neusverstopping, ooglidoedeem, ptosis, pupulvernauwing, zweetexcretie. O2-therapie of sumatriptaninjecties.

54
Q

Trigeminusneuralgie

A

plotse heftige eenzijdige aangezichtspijn, seconden tot minuten. Vaak uitgelokt door aanraken neus, scheren, praten, koude lucht

55
Q

Epiduraal bloeding

A

Tussen dura mater en schedeldak, arterieel, pineappel vorm op CT, lucide interval (eerst bewusteloos -> bij bewustzijn -> bewusteloos)

56
Q

Subduraal bloeding

A

Tussen arachnoid en dura mater, veneuze bloeding, banaan vorm CT-,

57
Q

subarachnoïdale bloeding

A

arterieel

58
Q

Schwanoom

A

tumor uitgaand van de zenuwen, bv: burghoektumor

59
Q

Glioom

A

Uitgaand van gliacellen: astrocytomen (glioblastoma multiforme), ependymomen en oligodendrocytomen

60
Q

Neuroblastoom

A

solide neurologisch tumor vaak uit bijnier

61
Q

Hersenzenuwen ezelsbrug

A

Op Ons Oude Tuin Terras At Frans Verse Groenten Van Albert Heijn

62
Q

Hersenzenuwen motorisch/sensorisch

A

Some Say Money Matters, But My Brothers Says Big boobs Matter More.