Verpleegkundige zorgen Flashcards
1
Q
Observatie van de patiënt: welke controles doe je?
A
- Polsslag
- Bloeddruk
- Temperatuur
- Ademhaling
- Kleur van facies en extremiteiten
- Pijn
- Urinelozing
- Braakneigingen en braken
- Darmperistaltiek
- Bloedingen
- Algemene reacties
- Specifiek naar ingreep
- Controles naar de functionaliteit van de aangewende middelen
2
Q
Polsslag
A
- vergelijken voor en na de ingreep
- controle van ritme, regelmaat, sterkte en vulling
- versneld: meer dan 100 slagen/min. > komt voor bij: pijn, koorts, infectie, uitdroging, anemie, zuurstoftekort, shock
- vertraagd: minder dan 60 slagen/min. > komt voor bij: effect van medicijnen, ruggenmergletsel, hoofdletsel, abdominale ingreep met prikkeling van nervus vagus