Verpleegkundige zorgen Flashcards

1
Q

Observatie van de patiënt: welke controles doe je?

A
  1. Polsslag
  2. Bloeddruk
  3. Temperatuur
  4. Ademhaling
  5. Kleur van facies en extremiteiten
  6. Pijn
  7. Urinelozing
  8. Braakneigingen en braken
  9. Darmperistaltiek
  10. Bloedingen
  11. Algemene reacties
  12. Specifiek naar ingreep
  13. Controles naar de functionaliteit van de aangewende middelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Polsslag

A
  • vergelijken voor en na de ingreep
  • controle van ritme, regelmaat, sterkte en vulling
  • versneld: meer dan 100 slagen/min. > komt voor bij: pijn, koorts, infectie, uitdroging, anemie, zuurstoftekort, shock
  • vertraagd: minder dan 60 slagen/min. > komt voor bij: effect van medicijnen, ruggenmergletsel, hoofdletsel, abdominale ingreep met prikkeling van nervus vagus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly