Verbos Irregulares 2.1 Flashcards
hebben
Tener
Ik heb (ding)
Tengo
Jij hebt (ding)
Tienes
Hij/zij/u hebt (ding)
Tiene
Wij hebben (ding)
Tenemos
Jullie hebben (ding)
Tenéis
Zij hebben (ding)
Tienen
Willen
Querer
Ik wil
Quiero
Jij wilt
Quieres
Hij/zij/u wilt
Quiere
Wij willen
Queremos
Jullie willen
Queréis
Zij willen
Quieren
Hebben, ik heb vb: gegeten
Habes
Ik heb
He
Jij hebt
Has
Hij/zij/usted
Ha/hay
Wij hebben
Hemos
Jullie hebben
Habéis
Zij hebben
Han
Vallen
Caer
Ik val
Caigo
Jij valt
Caes
Hij/zij/usted valt
Cae
Wij vallen
Caemos
Jullie vallen
Caéis
Zij vallen
Caen
Groeien
Crecer
Ik groei
Crezco
Jij groeit
Creces
Hij/zij/u groeit
Crece
Wij groeien
Crecemos
Jullie groeien
Crecéis
Zij groeien
Crecen
Verliezen
Perder
Ik verlies
Pierdo
Jij verliest
Pierdes
Hij/zij/u verliest
Pierde
Wij verliezen
Nosotros perdemos
Jullie verliezen
Perdéis
Zij verliezen
Pierden