Verbal Nouns Flashcards
1
Q
Arrival
A
(Aan)komst
2
Q
Departure
A
HET vertrek
3
Q
Eating/food
A
HET eten
4
Q
Sleep(ing)
A
HET slapen
5
Q
Birth
A
Geboorte
6
Q
Birth giving
A
Bevalling
7
Q
Receipt (of a diploma)
A
HET behalen
8
Q
Purchase
A
Aankoop
9
Q
Sale
A
Verkoop
10
Q
Meeting (for the first time)
A
Ontmoeting
11
Q
Trip
A
Reis