vca 5 Flashcards

1
Q
  1. Wat is een gevaar bij sloopwerkzaamheden?
    a. Er is geen gevaar
    b. Het sloopwerk kan instorten
    c. Er is geen gevaar omdat er veel ervaring is met slopen
A

b. Het sloopwerk kan instorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Wat is een van de plichten van de operationele medewerkers?
    a. Afspraken te maken met werknemers van de andere aannemers
    b. Zich te houden aan de maatregelen van de werkvergunning
    c. Uitleg over de veiligheidsmaatregelen te geven aan de verstrekker
A

b. Zich te houden aan de maatregelen van de werkvergunning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Welke bescherming moet je als bediener van een kettingzaag regelen?
    a. Bescherming voor je benen
    b. Bescherming voor je armen
    c. Bescherming voor je romp
A

a. Bescherming voor je benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Wat is een voorbeeld van een algemene veiligheidsregel?
    a. Het ingraven van elektriciteitskabels
    b. Het gebruik van een kraan
    c. Procedure bij het aan- en afmelden
A

c. Procedure bij het aan- en afmelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Wat is een risico van statische elektriciteit?
    a. Statische elektriciteit kent nagenoeg geen risico’s.
    b. Statische elektriciteit kan leiden tot een vonkoverslag en dit kan eventueel een explosie veroorzaken.
    c. Statische elektriciteit kan niet-geleidend materiaal doen ontbranden.
A

b. Statische elektriciteit kan leiden tot een vonkoverslag en dit kan eventueel een explosie veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. U werkt met pneumatisch gereedschap. Wat zijn de gevolgen van extreme trillingen?
    a. Lichamelijke klachten.
    b. Concentratieproblemen.
    c. Overmatige zweetproductie.
A

a. Lichamelijke klachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Welke veiligheidsmaatregelen moeten we treffen als we elektrische apparatuur in een besloten ruimte met geleidende delen gebruiken?
    a. Alleen apparaten op max. 50 Volt wissel- of 110 Volt gelijkspanning gebruiken
    b. Alleen apparaten met CE-keurmerk gebruiken
    c. Alleen apparaten werkend op laagspanning gebruiken
A

a. Alleen apparaten op max. 50 Volt wissel- of 110 Volt gelijkspanning gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Wat is een voorbeeld van bronbestrijding bij graafwerkzaamheden?
    a. Een diepe uitgraving te beschouwen als besloten ruimte
    b. Uitgegraven aarde op veilige afstand leggen
    c. Twee ladders in de uitgraving plaatsen
A

b. Uitgegraven aarde op veilige afstand leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Tegen welk gevaar moet je je bij autogeen lassen onder andere beschermen?
    a. Geluid
    b. Brand
    c. Elektrocutie
A

b. Brand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Waar moet je aan denken bij het gebruik van een tafelcirkelzaag op de bouwplaats?
    a. Een passend spouwmes.
    b. Een geluiddemper.
    c. Een stofafzuiging.
A

a. Een passend spouwmes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Wat moet je doen als het evacuatiesignaal op je werk klinkt?
    a. Nagaan of het om een oefening gaat of om een echte evacuatie gaat
    b. Het gereedschap bijeen rapen en de plek verlaten
    c. Onmiddellijk je werk onderbreken
A

c. Onmiddellijk je werk onderbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Welk gevaar bestaat er bij het gebruik van palletwagens?
    a. Letsels aan het bewegingsapparaat van de mens
    b. Letsel aan de hersenen
    c. Letsel aan het ademhalingssysteem van de mens
A

a. Letsels aan het bewegingsapparaat van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Waarmee kun je een brand uit brandklasse D bestrijden?
    a. Met koolstofdioxide
    b. Met een specifiek bluspoeder
    c. Met water
A

b. Met een specifiek bluspoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Wat is een belangrijke maatregel om verstappen of struikelen te voorkomen?
    a. Een afscheiding moet een CE-markering hebben.
    b. De werkvloer mag niet te vaak schoon gemaakt worden
    c. De werkplek moet ordelijk en netjes zijn.
A

c. De werkplek moet ordelijk en netjes zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Wat is een voorbeeld van veilig gedrag op de werkplek?
    a. Anderen aanspreken op onveilige handelingen.
    b. Nooit gebruik maken van gevaarlijke stoffen.
    c. Altijd gehoorbescherming dragen.
A

a. Anderen aanspreken op onveilige handelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly