vca 4 Flashcards

1
Q
  1. Wanneer gelden grensvoorwaarden?
    a. Bij zwaar werk
    b. In normale werkomstandigheden
    c. Bij overwerk (meer dan 8 uur per dag)
A

b. In normale werkomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Wat staat onder andere in een bedrijfsnoodplan vermeld?
    a. Wanneer de evacuatieoefening wordt gehouden
    b. Welke stoffen en processen op het terrein voor een noodsituatie kunnen zorgen
    c. De fasering bij bestrijding van noodsituaties
A

c. De fasering bij bestrijding van noodsituaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Waarom zijn graafwerkzaamheden gevaarlijk?
    a. Bijna alle bedreigingen voor mens en milieu komen er voor
    b. Je kunt geen preventieve maatregelen treffen
    c. Je weet van te voren niet wat je kunt tegenkomen
A

a. Bijna alle bedreigingen voor mens en milieu komen er voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. Voor wie is de V&G- wetgeving van toepassing?
    a. Alleen eigen medewerkers
    b. Eigen medewerkers, uitzendkrachten en stagiaires
    c. Eigen medewerkers en directe familieleden
A

b. Eigen medewerkers, uitzendkrachten en stagiaires

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Welke bevoegdheid heeft een arbeidsinspecteur?
    a. Hij kan vragen naar een geldig legitimatiebewijs
    b. Hij kan advies geven
    c. Hij kan een bedrijf sluiten
A

b. Hij kan advies geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Waarom is het toepassen van stortkokers bij slopen verstandig?
    a. Dan hoef je geen PBM beschikbaar te stellen
    b. Het is een maatregel tegen vallend en wegspattend puin
    c. Omdat je daarmee geen lawaai meer hebt
A

b. Het is een maatregel tegen vallend en wegspattend puin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Blussen met een blusdeken kent een speciale techniek. Met welk gevaar moet je als gebruiker van een blusdeken rekening houden?
    a. Gevaar dat het voorwerp te snel gedoofd wordt
    b. Gevaar voor het milieu
    c. Gevaar voor verbranding omdat je te dicht bij de brandhaard bent
A

c. Gevaar voor verbranding omdat je te dicht bij de brandhaard bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Wanneer mag u het werk onderbreken volgens de Arbowet?
    a. Als de werksituatie ernstig dreigend en gevaarlijk is
    b. Als u toestemming van de werkgever hebt
    c. Als de Arbodienst daar opdracht voor geeft
A

a. Als de werksituatie ernstig dreigend en gevaarlijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Welke vorm van preventie gebruiken we bij een vast opgestelde slijpmachine?
    a. Scheiding van mens en bron: afschermen van de zijkanten van de slijpsteen
    b. Bronbestrijding: een ander type slijpsteen gebruik
    c. Markering : de draaiende delen een oranje kleur geven
A

a. Scheiding van mens en bron: afschermen van de zijkanten van de slijpsteen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Wat heb je minimaal nodig om een verbranding te krijgen?
    a. Brandbare stof, mengverhouding en een katalysator
    b. Brandbare stof, zuurstof en een katalysator
    c. Zuurstof, brandbare stof en een ontstekingsenergie/temperatuur
A

c. Zuurstof, brandbare stof en een ontstekingsenergie/temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Wanneer moet je een ruimzichtbril dragen?
    a. Bij het slijpen, hakken en boren
    b. Bij het autogeen lassen
    c. Bij het aan- en afkoppelen van productslangen
A

a. Bij het slijpen, hakken en boren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Wanneer is elektrisch handgereedschap tegen water en vocht beschermd?
    a. Wanneer het dubbel geïsoleerd is
    b. Nooit
    c. Wanneer de machine geaard is
A

b. Nooit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. Hoe voorkomt men letsel door bewegende delen in een besloten ruimte?
    a. Door vooraf bewegende delen te vergrendelen.
    b. Door de aanwijzingen van de veiligheidswacht te volgen
    c. Door de afspraken in de werkvergunning te volgen
A

a. Door vooraf bewegende delen te vergrendelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Wat is het doel van een taak-risico analyse? TRA
    a. Voorbereiden van een goede uitvoering van het werk
    b. Uitschakelen van alle risico’s
    c. Beheersen van de risico’s van het werk
A

c. Beheersen van de risico’s van het werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Wat is een eis bij het gebruik van een vijl?
    a. Het heft zit stevig vast aan de vijl
    b. Handvat moet van hout zijn gemaakt
    c. De gebruiker heeft een speciale scholing gehad
A

a. Het heft zit stevig vast aan de vijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Waarom gebruiken we een algemene werkvergunning?
    a. Om zeker te weten dat er overleg over veiligheid plaatsvindt
    b. Om toestemming van de brandweer te krijgen
    c. Omdat er dan geen controle van de Inspectie SZW meer hoeft te komen
A

a. Om zeker te weten dat er overleg over veiligheid plaatsvindt

17
Q
  1. Wat is een nadeel van het blussen met water?
    a. De brandende stof kan heftig op water reageren
    b. Blussers hebben veel last van de rook die ontstaat
    c. Het blussen met water is in verhouding duurder
A

a. De brandende stof kan heftig op water reageren

18
Q
  1. Welk gevaar kent autogeen lassen in kelders?
    a. Bedelving, want de wanden kunnen instorten
    b. Elektrocutie, want er is veel geleiding in de buurt
    c. Stikken, want propaan is zwaarder dan lucht
A

c. Stikken, want propaan is zwaarder dan lucht

19
Q
  1. Wat is een Persoonlijk Beschermingsmiddel (PBM)?
    a. Uitrustingsmiddel om bronbestrijding mogelijk te maken
    b. Uitrustingsmiddel dat door de werknemer gedragen of vastgehouden wordt
    c. Uitrustingsmiddel van een machine waardoor gevaren voorkomen worden
A

b. Uitrustingsmiddel dat door de werknemer gedragen of vastgehouden wordt.

20
Q
  1. Waarom heeft een vast opgestelde cirkelzaagmachine een duwhoutje?
    a. Om kleine houten werkstukken door te voeren
    b. Om grote werkstukken op afstand te kunnen houden
    c. Om het zaagblad door te voeren
A

a. Om kleine houten werkstukken door te voeren

21
Q
  1. Op je werk tref je een niet afgedekte vloeropening aan. Wat doe je?
    a. Je dekt het gat af met een waterdicht zeil
    b. Je bespreekt dit tijdens werkoverleg
    c. Je zet de plek af met een hek en meldt het aan je leidinggevende
A

c. Je zet de plek af met een hek en meldt het aan je leidinggevende

22
Q
  1. Hoe moet een werknemer reageren bij ernstig gevaar?
    a. De Arbeidsinspectie op de hoogte brengen
    b. Direct melden bij zijn chef
    c. Onderzoeken hoe ernstig het gevaar is
A

b. Direct melden bij zijn chef

23
Q
  1. Bij elektrisch lassen horen beschermingsmaatregelen. Tegen welk gevaar moet je je onder andere beschermen?
    a. Vlamterugslag
    b. Slangbreuk
    c. UV- straling
A

c. UV- straling

24
Q
  1. Wanneer moet je een hamer vervangen?
    a. Als de steel kapot is of de kop beschadigd
    b. Na vijf jaar
    c. Als de kop rond en vlak is
A

a. Als de steel kapot is of de kop beschadigd

25
Q
  1. Wat mag je volgens de Arbowet niet?
    a. Beveiligingen van machines buiten werking stellen
    b. Je leidinggevende op de hoogte stellen van gevaren op de werkvloer
    c. Meewerken aan voorlichting en onderricht
A

a. Beveiligingen van machines buiten werking stellen

26
Q
  1. Wat is een goede veiligheidsregel?
    a. Berg materiaal goed op, houd de werkplek netjes en houd de doorgangen vrij
    b. Gebruik een ladder om materiaal naar boven te brengen
    c. Markeer alle gevaren met rood-geel lint
A

a. Berg materiaal goed op, houd de werkplek netjes en houd de doorgangen vrij

27
Q
  1. Welke beveiligingswaarde heeft een aardlekschakelaar?
    a. 10 mA
    b. 50 mA
    c. 30 mA
A

c. 30 mA

28
Q
  1. Wat is een bluseigenschap van water?
    a. Met water kun je alleen brandend hout blussen
    b. Vrijkomende stoom verdringt de zuurstof
    c. Water vormt een afsluitende laag tussen de lucht (zuurstof) en de brandbare stof
A

b. Vrijkomende stoom verdringt de zuurstof

29
Q
  1. Je moet werken in een besloten ruimte. Er heerst een te hoge concentratie gevaarlijk stoffen (boven de grenswaarde). Welk extra persoonlijk beschermingsmiddel moet je dan gebruiken?
    a. Een filtermasker
    b. Onafhankelijke adembescherming
    c. Chemicaliënbestendige handschoenen
A

b. Onafhankelijke adembescherming

30
Q
  1. Met welk samenstel van hijsgereedschappen wordt een werkbak gehesen?
    a. Een combinatie van een aantal hijsbanden
    b. Een 4-sprong
    c. Een hijsjuk
A

b. Een 4-sprong

31
Q
  1. U werkt met een hoogwerker. Wat is dan een veiligheidsvoorschrift?
    a. De hoogwerker mag alleen gebruikt worden door geïnstrueerd personeel
    b. De hoogwerker mag niet gebruikt worden boven windkracht 4
    c. U moet altijd een portofoon gebruiken
A

a. De hoogwerker mag alleen gebruikt worden door geïnstrueerd personeel

32
Q
  1. Wat is een Taak Risico Analyse?
    a. Een analyse van de gevaren voor de veiligheid en gezondheid van het werk
    b. Een analyse van de risico’s om te kijken of de Arbeidsinspectie moet komen controleren
    c. Een analyse van de financiële risico’s
A

a. Een analyse van de gevaren voor de veiligheid en gezondheid van het werk

33
Q
  1. Als er meerdere kabels gebruikt worden voor het hijsen van een last, hoe groot mag dan de maximale spreidhoek tussen deze kabels zijn?
    a. 90 graden
    b. 150 graden
    c. 120 graden
A

c. 120 graden

34
Q
  1. Hoe kan in een besloten ruimte een verhoogd verstikkingsgevaar ontstaan?
    a. Door het drogen van gebruikte verf
    b. Door het gebruik van luchtflessen
    c. Door een hoge luchtvochtigheid
A

a. Door het drogen van gebruikte verf

35
Q
  1. Wat moeten je doen om veilig te tillen?
    a. Dat is afhankelijk van de bouw van je lichaam
    b. Maximaal 25 kg per dag tillen
    c. Tillen met een rechte rug en gebogen knieën
A

c. Tillen met een rechte rug en gebogen knieën

36
Q
  1. Wat is verstandig om te doen bij het gebruik van propaan bij het autogeen lassen?
    a. Continu gasmetingen doen en ventileren
    b. Bluswater in de buurt houden
    c. Rubber schoeisel gebruiken
A

a. Continu gasmetingen doen en ventileren

37
Q
  1. Wat levert ‘’ zorgvuldig graven ‘’ op?
    a. Minder risico voor het milieu
    b. Er is geen PBM meer nodig
    c. Economische schade : het duurt langer
A

a. Minder risico voor het milieu

38
Q
  1. Welke eis geldt voor machines, werktuigen en PBM?
    a. Deze moeten een CE- markering hebben
    b. Deze moeten in een afgesloten ruimte staan
    c. Deze moet door iedereen bediend kunnen worden
A
  1. Welke eis geldt voor machines, werktuigen en PBM?
    a. Deze moeten een CE- markering hebben
    b. Deze moeten in een afgesloten ruimte staan
    c. Deze moet door iedereen bediend kunnen worden