Vaattonusregulatie Flashcards
Wat houdt de vaattonusregulatie in?
Het in stand houden van de juiste bloedtoevoer naar organen
(Juiste afwisseling gassen, ionen, nutriënten en signaalstoffen)
Waardoor wordt de bloeddruk en bloedflow geregeld?
Hart: krachtiger/vaker pompen
Nier: filtratie en natrium opname (meer natrium = meer water vasthouden = meer volume = bloeddrukverhoging (hypertensie))
Arteriën
Wat zijn pericyten?
Dunne wand waar gassen en voeding/afvalstoffen makkelijk door kunnen migreren
Zijn te vinden in capillairen
Wat gebeurt er bij een halvering van de radius van een bloedvat?
De flow wordt 16x zo klein, de druk wordt 16x zo groot.
Hoe wordt de bloeddruk en de bloedstroom geregeld in arteriën?
Centraal: hersenen en bijnier
Lokaal: afgeven stoffen die lokaal zorgen voor vaatverwijding/vernauwing
Wat is de functie van endotheelcellen?
Bescherming bloed tegen ontstekingcellen
Voorkomen stolling
Vormen barrière (bloed-hersenbarrière)
Hoe verloopt de centrale regulatie van de vaattonus?
Parasympatisch:
Zenuwuiteindeen op vaatwanden
Sympatisch:
storting neurotransmitter (noradrenaline)
Ook via nier en bijnier (adrenaline)
Hoe verloopt de lokale regulatie van de vaattonus?
Afgeven hormoon door orgaan
Respons zelfde signaalstof varieert per lichaamsdeel.
Afhankelijk van soort receptor en locatie receptor .
Wat is endotheline?
Stof afgegeven door endotheelcellen, zorgt voor vasoconstrictie
(overmatig zorgt voor Raynaud’s fenomeen)
Wat is het vasomotorisch effect
Binding signaalstof aan receptoren vaatwand wat leidt tot vasoconstrictie of vasodilatatie
Hoe komt het parasympatische vasomotorisch effect tot stand?
Parasympatische vezels geven acetylcholine af, bindt aan M3-receptor en overoorzaakt dilatatie.
Hoe komt het sympatische vasomotorisch effect tot stand?
Directe zenuwuiteinde op vaatwand, afgifte norepinephrine of via bijnier adrenaline.
Adrenaline aan a1/a2-receptoren > toename van intracellulaire calciumconcentratie > vasoconstrictie
Adrenaline aan b2-receptoren > vasodilatatie
Hoe werkt vasoconstrictie?
Norepinephrine bindt a1-receptor > Ca2 ontsnapt uit sarcoplasmatisch reticulum > depolarisatie > actiepotentiaal > calciumkanalen open > calcium ionen stromen naar binnen > meer depolarisatie > actine en myosine filamenten gaan schuiven > vaatvernauwing = bloedstroom vermindert en druk wordt groter
Welke geneesmiddelen zijn relevant?
a1-receptor antagonisten voorkomen vasoconstrictie en dus hoge bloeddruk
Calciumantagonisten helpen tegen hoge bloeddruk en angina pectoris (door vasodilatatie wordt tekort bloedtoevoer hart voorkomen)
Hoe werkt vasodilatatie?
Acetylcholine bindt aan muscarinereceptor > EDRF (endothelium-derived relaxing factors) afgegeven door endotheelcel > calcium kanalen sluiten > Ca2-concentratie zakt
Stimuleert synthese cAMP en cGMP > veroorzaken directe relaxatie door actine- en myosinefilamenten ontkoppeling