Milieu interieur en homeostase Flashcards
Welke functies heeft bloed?
Transportfunctie
Thermoregulatie
Afweer (bloedstolling immuniteit)
Wat is het milieu interieur/exterieur
INTERIEUR:
Extracellulaire vloeistof: Hier bevinden zich cellen en organen
10-15 liter
EXTERIEUR:
Vloeistoffen in zweetklieren, het darmstelsel en de urine
Wat houdt de homeostase in?
Het constant en optimaal houden van de samenstelling van het milieu interieur m.b.v. regelkringen die werken met positieve en negatieve feedback
Positief: stimulerende werking op regelkring (denk aan natrium kanalen die openen bij een kleine depolarisatie wat leidt tot meer kanalen die open gaan)
Negatief: remmende werking op de regelkring (denk aan kalium kanalen die geactiveerd worden door de depolarisatie, maar zelf de repolarisatie activeren waardoor ze zichzelf als het ware uitschakelen)
Welk onderdeel van de hersenen is verantwoordelijk voor de thermoregulatie en hoe doet hij dit?
De hypothalamus
Sensoren nemen verandering in temperatuur waar en vergelijken dit met het setpoint (standaard temperatuur = 36,8)
Verschil tussen waarde sensor en setpoint: signaal aan de effectoren (deze kunnen warmteproductie en warmteafgifte bijstellen)
Wat houden hypo- en hyperthermie in?
Hypothermie: warmteafgifte > warmteproductie (lichaamstemperatuur < 35)
Hyperthermie: warmteafgifte < warmteproductie
Wat zijn de mechanismen van warmteafgifte?
Straling: met voorwerpen op afstand
Geleiding: door contact met een stilstaand medium (denk aan metalen fietsstuur)
Stroming: door contact met een bewegend medium (denk aan de lucht)
Verdamping: door onttrekking van de warmte via vocht (zweten)
Hoe vindt de sympathische thermoregulatie plaats?
Deze wordt geregeld door het autonoom zenuwstelsel.
Activatie van CHOLINERGE sympathische huidvezels door acetylcholoine leidt tot zweten (en vasodilatatie door het parasympatisch zenuwstelsel)
Activatie van ADRENERGE sympatische vezels door (nor)adrenaline leidt tot vasoconstrictie
Wat is de area preoptica en wat doet dit?
De area preoptica is een gebied in de hypothalamus met temperatuurgevoelige neuronen. Deze meten of het warmer of kouder is dan de setpoint. De area preoptica gaat harder vuren bij hitte en langzamer bij kou.
Bij kou: warmteproductie (vasoconstrictie: dichtzitten bloedvaten huid om geen warmte kwijt te raken, rillen en bruinvetweefsel verbranden).
Bij hitte: warmteafgifte (vasodialatie: openzetten bloedvaten huid om warmte kwijt te raken aan omgeving, zweten).
Wat zijn de perifere sensoren en hoe werken deze?
Er zijn koudereceptoren en warmtereceptoren.
Warmtereceptoren hebben een fasische en tonische component
Fasisch: vuren als temperatuur plots veranderd
Tonisch: vuren bij constante temperatuur
De receptoren maken gebruik van warmte- en koudegevoelige IONKANALEN die open gaan als ze geactiveerd worden waardoor een actiepotentaal ontstaat.
Koude: gevoelig voor kou en menthol
Warmte: gevoelig voor warmte en capsaïcine (pepers)
Wat zijn de mechanismen voor warmteproductie?
Verhoogde spiertonus
Klappertanden/rillen
Willekeurige bewegingen
Verbranding bruin vetweefsel (sympatisch)
Waar bevindt het bruin vetweefsel zich?
Bij de nek, supraclaviculair, bij het mediastinum. paravretebraal en suprarenaal (boven de nieren)
Hoe wordt bruin vetweefsel verbrand?
Noradrenaline bindt op de B-adrenerge receptoren van de bruine vetcellen, dit zorgt voor verbranding en dus warmte die afgegeven wordt aan het bloed.
Welke soorten huid zijn er en wat is het verschil in vasoconstrictie en vasodilatatie?
Niet-apicaal: Hierin worden de bloedvaten direct aangestuurd
Apicaal: Er is een directe verbinding via de arterioveneuze anastomose. Hierin bevinden zich glomus lichaampjes die geactiveerd kunnen worden en de doorstroom van bloed aanpassen.
Wat zijn de effecten van koorts en door wat worden deze veroorzaakt?
De setpoint temperatuur wordt verhoogd door een verhoogde productie van prostaglandine E2. De centrale sensoren in het area preoptica vuren minder: warmteproductie gaat stijgen (lichaam denkt kouder te zijn dan dat het is): Vasoconstrictie, minder zweten, rillen. Na de aanpassing van de setpoint-temperatuur: vasodilatatie en zweten
Hoe rem je koorts?
Vorming prostaglandine E2 remmen met cyclo-oxygenase remmers (paracetamol en aspirine). Deze gaan verandering van de setpoint temperatuur tegen.