vaardigheden Flashcards
test van Lanser
Doel: onderzoeken van de actieve stabiliteit van de cervicale wervelkolom
Uitvoering: patiënt beweegt het hoofd naar extensie zonder hulp. Vraag uit wat de patiënt voelt. Tweede keer beweegt de patiënt het hoofd wederom naar extensie, maar patiënt heeft nu 2 vingers geplaatst op C4-C5. Hierdoor stabiliseert de patiënt zelf deze wervels.
Outcome: de test is positief als de patiënt de tweede methode prettiger vindt.
test van Stenvers IV
Doel: Beweeglijkheid van de het bovenste deel van de thoracale wervels onderzoeken.
Uitvoering: duim tussen C7 en TH1. Pak de arm, anteflexie beweging, voel of de wervel tegen de hand aan komt. Dit doe je voor het hele stuk tussen T1 en T4. Op het moment dat een van de wervels minder beweegt, dan is de test positief.
Test van spurling
Doel: onderzoeken of het foramen intervertebrale zodanig vernauwd kan worden dat de spinale zenuw kan worden geïrriteerd. Hoog specifiek.
Uitvoering: achter patiënt, patiënt zit rechtop. Duim van de linkerhand tussen C7 en T1. Hand en onderarm van de rechterhand op het hoofd. De elleboog van de FT rust op de schouder van de patiënt. Het hoofd wordt naar linksboven bewogen, van de FT af. Let op: handvatting is anders dan bij de “normale” bewegingsonderzoeken. De hand ligt op het hoofd.
Outcome: pijn
Test is positief als patiënt pijn heeft.
Sharp purser test
Doel: weak clinical value specificiteit: 71 %-98%.
Uitvoering: pt zit, lichte flexie in de nek. FT omvat het hoofd via de arcus C1. FT maakt een hoogcervicale flexie. Hierdoor zouden de klachten moeten worden geprovoceerd. Met de andere hand geeft de FT druk op C2 naar ventraal. Dit zou de klachten moeten reduceren.
Laterale verschuifbaarheidstest
Doel: stabiliteit van de nekwervels testen.
Uitvoering: Vinger plaats je tegen de boog van C2. Andere vinger plaats je hierboven. Je drukt de vingers tegen elkaar in. Er mag geen beweging plaats vinden. Daarna draai je de vingers om en doe je hetzelfde.
Outcome: de test is positief als er beweging plaats vindt.
Hoog-cervicale flexietest
Doel: provocatie
Uitvoering: werkende hand op het achterhoofd. Fixerende hand op de boog van C2. C2 wordt naar C3 gedrukt en tegelijkertijd zorgt de werkende hand voor hoogcervicale flexie.
Outcome: als dit de klachten geeft die bekend zijn bij de patient, dan is de test positief.
wat is een andere naam voor de hoog cervicale rotatie test?
test van Hall
Hoog cervicale rotatie test
Doel: mobiliteit van het bovenste deel van de wervels te testen
Uitvoering: korte flexie maken, daarna maximale flexie, daarna rotatie links en rechts maken.
Outcome: als de patient meer dan 32 graden kan draaien, dan is de test negatief.
test van Hall
Doel: mobiliteit van het bovenste deel van de wervels te testen
Uitvoering: korte flexie maken, daarna maximale flexie, daarna rotatie links en rechts maken.
Outcome: als de patient meer dan 32 graden kan draaien, dan is de test negatief.
sacral thurst test
Doel: provocatie test voor het SI gewricht.
Uitvoering: Patient ligt op zijn buik. FT plaatst de hand op S2. De FT laat de druk toenemen. Na 6 seconden stopt de druk en geeft de FT nog een “thrust”.
Outcome: pijn
Thigh Thrust test
Doel: provocatie test voor het SI gewricht.
Uitvoering: patiënt ligt op de rug. FT buigt het been aan de aangedane kant. Plaats het been in lichte adductie. De hand aan de kant van de voet van de patient wordt op het sacrum van de pt geplaatst. De andere hand wordt op de knie van de patient geplaatst. De druk wordt vergroot gedurende 6 seconden. Als laatste vindt er een thrust plaats.
Distractietest (SI gewricht)
Doel: testen of het SI gewricht betrokken is bij de klachten
Uitvoering: handen aan de binnenkant van de sias plaatsen. Druk langzaamaan laten toenemen.
Outcome: pijn
Compressietest (SI gewricht)
Doel: testen of het SI gewricht betrokken is bij de klachten
Uitvoering: Pt ligt op zijn zij. Knieën zijn iets opgetrokken. Ft plaats de handen net boven het trochanter op het vlezige gedeelte. Druk wordt gedurende 6 seconden opgevoerd.
Outcome: pijn
Gaenslen test
Doel: testen of het SI gewricht is betrokken bij de klachten.
Uitvoering: Linkerbeen buitenboord. Rechter been trekt de patiënt zover mogelijk naar zicht toe. De FT duwt met de ene hand de knie verder naar de borst van de patiënt en met de andere hand het afhangende been verder naar beneden.
Outcome: pijn.
Test van Faber
Doel: testen of het SI gewricht betrokken is bij bij de klachten.
Uitvoering: een been recht. Tenen van het ander ebeen onder de knieholte. Aan de kant van het rechte been wordt het ilium gefixeerd. De knie van het gebogen been wordt naar buiten geduwd.
Outcome: pijn.
Patrick sign
Doel: testen of het SI gewricht betrokken is bij bij de klachten.
Uitvoering: een been recht. Tenen van het ander ebeen onder de knieholte. Aan de kant van het rechte been wordt het ilium gefixeerd. De knie van het gebogen been wordt naar buiten geduwd.
Outcome: pijn.