HOC Flashcards

1
Q

Wat is de prevalentie van nekpijn?

A

70 % van de mensen ervaart tijdens hun leven een vorm van nekpijn. 20 % zoekt op enig moment (para) medische hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het normale beloop van nekpijn?

A

in de eerste zes weken na ontstaan neem de pijn af en/of nemen de activiteiten/participaties toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is afwijkend beloop?

A

Nekpijn die langer duurt dan zes weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de prognose bij nekpijn?

A
  1. nekpijn herstelt langzaam

2. kans op recidieve is groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem 8 negatief prognostische factoren bij nekpijn

A
  1. voorgeschiedenis andere musculoskeletale aandoeningen
  2. regelmatig fietsen
  3. pijngerelateerde angst
  4. noodzaak tot socialiseren
  5. hogere leeftijd
  6. passieve copingstijl
  7. psychosociale stress
  8. slechte psychologische gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 3 aanvullende negatieve werkgerelateerde prognostische factoren.

A
  1. eerdere episode van nekpijn
  2. hoge werkeisen
  3. weinig invloed op invulling van werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 7 aanvullende negatieve traumagerelateerde prognostische factoren

A
  1. overgevoeligheid voor kou
  2. hoge pijnintensiteit
  3. ernstige nekgerelateerde beperkingen
  4. Angst
  5. Catastroferen
  6. Depressie
  7. posttraumatisch stressymptomen bij aanvang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke clusters van rode vlaggen hebben we in de richtlijn nekpijn?

A
  1. fractuur
  2. Cervicale arteriele disfunctie
  3. schade aan ruggenmerg of cervicale myopathie
  4. infectie
  5. maligne tumoren
  6. systemische ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke onderdelen kent het rode vlag cluster “fractuur”?

A
  1. oudere leeftijd
  2. trauma in voorgeschiedenis
  3. Corticosteroid gebruik
  4. Osteoporose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke onderdelen kent het rode vlag cluster “cervicale arteriele disfunctie”?

A

Cerebrovasculaire symptomen zoals duizeligheid, dubbelzien, misselijkheid, braken, zwakte van ledematen en pappilaire veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke onderdelen kent het rode vlag cluster “schade aan ruggenmerg of cervicale myopathie”?

A

neurologische symptomen in beide armen en/of benen zoals sensibiliteitsstoornissen, verlies van spierkracht in extremiteiten, blaas en darm disfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke onderdelen kent het rode vlag cluster “infectie”?

A

symptomen en tekenen van infectie zoals koorts en nachtelijk zweten
risicofactoren voor infectie zoals immunosuppresiva, open wond, intraveneus drugsgebruik, blootstelling aan besmettelijke ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke onderdelen kent het rode vlag cluster “maligne tumoren”?

A
  1. kanker in voorgeschiedenis
  2. Geen verbetering van klachten na behandeling van vier weken
  3. Onverklaarbaar gewichtsverlies
  4. Leeftijd > 50 jaar
  5. Slikproblemen
  6. Hoofdpijn
  7. Braken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke onderdelen kent het rode vlag cluster “systemische ziekte”?

A
  1. Hoofdpijn
  2. Koorts
  3. Eenzijdige huiduitslag
  4. Brandende pijn
  5. Jeuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verloopt de fysiotherapeutische besluitvorming volgens de richtlijn nekpijn?

A
  1. eerst graad IV uitsluiten
  2. Dan bepalen of er sprake is van graad 3.
  3. Indien niet graad 3, dan bepalen wat het beloop is van de klachten en wat de oorzaak is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke graden kent de richtlijn Nekpijn

A

1 tot en met IV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is graad I in de richtlijn Nekpijn?

A

Nekpijn zonder tekenen van structurele pathologie en geen invloed op ADL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is graad II in de richtlijn Nekpijn

A

Nekpijn zonder tekenen van structurele pathologie, maar wel invloed op ADL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is graad III in de richtlijn?

A

Nekpijn zonder tekenen van structurele pathologie, maar wel met neurologische symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is graad IV in de richtlijn?

A

Nekpijn met tekenen van een structurele pathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke onderdelen bevat de fysiotherapeutische diagnose?

A
  1. functioneringsproblemen in termen van stoornissen beperkingen
  2. leeftijd en hulpvraag van patient
  3. Beloop tot nu toe
  4. Wijze van omgang met functioneringsproblemen
  5. door FT gecategoriseerde hulpvraag en de relevante behandelbare grootheden
  6. Indicatie voor fysiotherapie
  7. Verwacht herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke behandelprofielen kent de richtlijn nekpijn?

A

Behandelprofiel A tot en met D.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke patienten worden ingedeeld in behandelprofiel A?

A

Nekpijn graad I en II en een normaal beloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke patienten worden ingedeeld in behandelprofiel B?

A

Nekpijn graad I en II en afwijkend beloop zonder dominante aanwezigheid van psychosociale herstelbelemmerende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke patienten worden ingedeeld in behandelprofiel C?

A

Nekpijn graad I en II en afwijkend beloop met dominante aanwezigheid van psychosociale herstelbelemmerende factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke patienten worden ingedeeld in behandelprofiel D?

A

Nekpijn graad III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de sensitiviteit en specificiteit van de Spurling test?

A

Sensitiviteit: 73 %
Specificiteit: 93 %
Insluitende test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de sensitiviteit en specificiteit van de ULTT?

A

Sensitiviteit 97 %
Specificiteit 22 %
Uitsluitende test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke testen kunnen worden ingezet volgens de richtlijn Nekpijn?

A
  1. NPRS
  2. PSK
  3. FABQ
  4. NBQ
  5. NDI
  6. TSK
  7. VAS
  8. 4DKL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Benoem de verschillende vormen van hoofdpijn

A

Primaire hoofdpijn

Secundaire hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Geef de vier vormen van primaire hoofdpijn

A
  1. clusterhoofdpijn
  2. Migraine
  3. spanningshoofdpijn
  4. andere vormen van primaire hoofdpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Geef de vier vormen van secundaire hoofdpijn

A

Cervicogene hoofdpijn
Temporomandibulaire hoofdpijn
Hoofdpijn ten gevolge van whiplash
Medicatieafhankelijke hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke soorten hoofdpijn hebben een relatie tot de cervicale wervelkolom?

A

cervicogene hoofdpijn en hoofdpijn ten gevolge van whiplash

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Geef de kenmerken van een behandeling voor een patient met behandelprofiel A.

A
  • kortdurende behandeling
  • informeren over normaal beloop
  • faciliteren actieve copingstijl
  • maximaal 3 behandelsessies
35
Q

Geef de kenmerken van een behandeling voor een patient met behandelprofiel B.

A
  • Beinvloeding van de prognostische factoren die gerelateerd zijn aan het vertraagde herstel
  • maximaal 6 weken
36
Q

Geef de kenmerken van een behandeling voor een patient met behandelprofiel C.

A

-Beinvloeding van de prognostische factoren die gerelateerd zijn aan het vertraagde herstel
- niet richten op de pijn van de patient, vanwege coping van patient
maximaal 6 weken

37
Q

Geef de kenmerken van een behandeling voor een patient met behandelprofiel D.

A
  • Hanteer een duidelijk tijdspad, vanwege de mogelijke ernst van de onderliggende pathologie
  • maximaal 6 weken, als de behandeling niet voldoende effect heeft gehad, terug verwijzen naar de huisarts.
38
Q

Geef de kenmerken van de te geven informatie en advies voor een patient met behandelprofiel A.

A
  • stel de patient gerust door uit te leggen dat het belooop van de nekpijn bij veel patienten gunstig is.
  • adviseer actief te blijven
  • vermijd aanbevelingen die kunnen stimuleren passief te blijven.
39
Q

Geef de kenmerken van de te geven informatie en advies voor een patient met behandelprofiel B.

A

Gelijk aan a

40
Q

Geef de kenmerken van de te geven informatie en advies voor een patient met behandelprofiel C.

A

Gelijk aan A, plus

  • Benadruk dat de psychosociale factoren van de patient een negatieve invloed kunnen hebben op het herstel
  • Bij bewegingsangst of pijngerelateerde angst: leg uit dat toenemende activiteit het herstel bevordert en motiveer tot meer bewegen.
  • bepsreek regelamtig de invloed van de herstelbelemmerende factoren
  • indien de herstelbelemmerende factoren de oorzaak zijn van het uitblijven van herstel: neem zelf contact op met de huisarts of moedig de patient aan dit te doen
41
Q

Geef de kenmerken van de te geven informatie en advies voor een patient met behandelprofiel D.

A
  • gelijk aan A plus
  • Leg de diagnose uit en stel de patient gerust dat neurologische tekenen in de arm vaak vanzelf over gaan.
  • Adviseer een fysiek actieve leefstijl en een actieve copingstijl.
42
Q

Geef de geadviseerde aanvullende therapie voor behandelprofiel A.

A

Geen

43
Q

Geef de geadviseerde aanvullende therapie voor behandelprofiel B.

A
  • combineer oefentherapie met cervicale en/of thoracale mobilisatie of manipulatie
  • de oefentherapie dient aan te sluiten bij de behoeften, beperkingen en doelen van de patient.
44
Q

Geef de geadviseerde aanvullende therapie voor behandelprofiel C.

A
  • Als B plus,

- Leg bij de oefentherapie meer nadruk op gedragmatige principes graduele toename in blootstelling van bewegingen

45
Q

Geef de geadviseerde aanvullende therapie voor behandelprofiel D.

A

Als B.

46
Q

Geef de te overwegen therapieen (bij onvoldoende effect) voor behandelprofiel A

A

Geen

47
Q

Geef de te overwegen therapieen (bij onvoldoende effect) voor behandelprofiel B

A
  • cervicaal kussen
  • Cognitieve gedragstherapie
  • Kinesiotape voor pijnvermindering op korte termijn
  • massage voor pijnvermindering op korte termijn
  • warmte- of koude therapie
  • werkplaatsinterventies
48
Q

Geef de te overwegen therapieen (bij onvoldoende effect) voor behandelprofiel C.

A

Als B

49
Q

Geef de te overwegen therapieen (bij onvoldoende effect) voor behandelprofiel D

A

Als B, plus

  • combineer cervicale en/of thoracale mobilisaties met zenuwmobilisatieoefeningen
  • semi harde halskraag, voor pijnvermindering op korte termijn
  • tractie
50
Q

Wat is de werkgerelateerde therapie uit de richtlijn nekpijn voor behandelprofiel A?

A
  • Leg uit dat bepaalde vormen van werk mogelijke risicovormen kunnen zijn voor het krijgen van nekpijn
  • overweeg een consult te adviseren bij een bedrijfs- of arbeidsfysiotherapeut.
51
Q

Wat is de werkgerelateerde therapie uit de richtlijn nekpijn voor behandelprofiel B?

A
  • als A, plus
  • bij een vermoeden van een door werk herstelbelemmerende factor: adviseer de patient contact op te nemen met de bedrijfsarts
  • Bij een arbeidsverzuim van meer dan vier weken: bedrijfsarts
52
Q

Wat is de werkgerelateerde therapie uit de richtlijn nekpijn voor behandelprofiel C?

A

als B

53
Q

Wat is de werkgerelateerde therapie uit de richtlijn nekpijn voor behandelprofiel D?

A

als B

54
Q

Welke clusters rode vlaggen zijn er in de richtlijn lage rug?

A
  • maligniteit
  • Osteoporotische wervelfractuur
  • Spondylitis ankylopoetica
  • Wervelfractuur
  • Spondylolisthesis
55
Q

Welke symptomen vallen onder het rode vlag cluster Maligniteit?

A
  • Begin lage rugpijn na het 50ste levensjaar
  • Continue pijn onafhankelijk van houding of beweging
  • Nachtelijke pijn
  • Algehele malaise
  • Maligniteit in de voorgeschiedenis
  • Onverklaard gewichtsverlies
  • Verhoogde bloedbezinkingssnelheid (BSE)
56
Q

Welke symptomen vallen onder het rode vlag cluster Osteoporotische wervelfractuur?

A
  • Recente fractuur (<2 jaar geleden)
  • Eerdere wervelfractuur
  • Leeftijd boven de 60 jaar
  • Laag lichaamsgewicht (BMI < 20)
  • Ouder met heupfractuur
  • Langdurig corticosteridengebruik
  • Lokale klop-, druk-, en asdrukpijn van de wervelkolom
  • Opvallende lengtevermindering
  • Versterkte thoracale kyfose
57
Q

Welke symptomen vallen onder het rode vlag cluster Spondylitis ankylopoetica?

A
  • Begin van lage rugpijn voor het 20ste levensjaar
  • Man
  • Iridocyclitis
  • Onverklaarde perifere of inflammatoire darmaandoening in de voorgeschiedenis
  • Vooral nachtelijke pijn
  • Ochtenstijfheid > 1 uur
  • Minder pijn bij liggen/bewegen/oefenen
  • Goede reactie op NSAID’s
  • Verhoogde BSE
58
Q

Welke symptomen vallen onder het rode vlag cluster wervelfractuur?

A

ernstige lage rugpijn aansluitend aan een trauma

59
Q

Welke symptomen vallen onder het rode vlag cluster spondylolisthesis?

A
  • Begin lage rugpijn voor het 20ste levensjaar

* Palpabel trapje in ht verloop van de processi spinosi ter hoogte van L4-L5

60
Q

Hoe worden de lage rugklachten ingedeeld in de richtlijn?

A

specifiek en a specifiek

61
Q

Hoe worden de specifieke lage rugklachten ingedeeld?

A

serious en non serious

62
Q

Welke bewegingen kan het SI gewricht maken?

A

nutatie en contranutatie

63
Q

Wat is nutatie?

A

vooroverkanteling van het sacrum t.o.v. het ilium

64
Q

Wat is contranutatie?

A

achteroverkanteling van het sacrum t.o.v. het ilium

65
Q

Noem de vier stadia van sportrevalidatieopbouw

A
  1. acute fase
  2. basistraining
  3. vermogenstraining
  4. return to play
66
Q

Wat zijn de parameters voor snelkracht training in sportrevalidatie?

A
  1. (neuro)musculaire overload en/of
  2. De oefening wordt niet meer goed uitgevoerd
  3. Series: 3-4
  4. Herhalingen: 8-10
  5. Seriepauze: minimaal 90 seconden
  6. bewegingssnelheid: 1/2 - 0 - 1/2
  7. Energiesysteem: fosfaatpool
67
Q

Wat zijn de parameters van explosieve krachtsvorm?

A
  1. (neuro)musculaire overload en/of
  2. De oefening wordt niet meer goed uitgevoerd
  3. Series: 3-4
  4. Herhalingen: 5-10
  5. Seriepauze: minimaal 90 seconden
  6. bewegingssnelheid: max - 1 - 1
  7. Energiesysteem: fosfaatpool
68
Q

Wat zijn de parameters van sportspecifieke krachtsvorm?

A
  1. (neuro)musculaire overload en/of
  2. De oefening wordt niet meer goed uitgevoerd
  3. Belasting: +/- 10 % extra
  4. Series: 3-4 >richting functie
  5. Herhalingen: 3-5 > richting functie
  6. Seriepauze: minimaal 90 seconden
  7. bewegingssnelheid: functiespecifiek
  8. Energiesysteem: fosfaatpool
69
Q

Wat zijn de parameters van de plyometrische krachtsvorm?

A
  1. (neuro)musculaire overload en/of
  2. De oefening wordt niet meer goed uitgevoerd
  3. Belasting: +/- 10 % extra
  4. Series: 3-4
  5. Herhalingen: 8-12
  6. Seriepauze: minimaal 90 seconden
  7. bewegingssnelheid: excentrisch naar maximaal concentrisch
  8. Energiesysteem: fosfaatpool
70
Q

Wat zijn de speciale aandachtspunten die horen bij schouder revalidatie?

A
  1. Geen vermogensraining met glenohumerale ROM beperking
  2. Pijn is een contra-indicatie
  3. Stabiliteit in keten is duurzame voorwaarde
    4 Stabiliteit scapulothoracaal is cruciaal voor glenohumerale stabiliteit.
  4. Gird fenomeen
71
Q

Wat zijn de koppelspieren in het schoudergewricht?

A
  1. trapezius-serratus
  2. supraspinatus -deltoideus
  3. infraspinatus- subscapularis
72
Q

Wat is het verschil tussen een tendinitis en een tendinopathie?

A

Een tendinitis is een ontsteking. Een fysiotherapeut kan niet vaststellen of er daadwerkelijk ontstekingscellen in het lichaam zijn. Dus valt de tendinitis bij de fysiotherapeut onder een tendinopathie

73
Q

Wat is een tendinose?

A

pijnlijke pezen maar geen ontstekingscellen in het lichaam.

74
Q

Noem de verschillende stadia van een tendinopathie.

A

Stadium 1 tot en met 6

75
Q

Wat houdt stadium 1 van een tendinopathie in?

A

Lichte pijn na inspanning die gewoonlijk na enkele uren weer verdwijnt.

76
Q

Wat houdt stadium 2 van een tendinopathie in?

A

Matige pijn aan het begin van inspanning en daarna. Klachten blijven ook langer aanwezig.

77
Q

Wat houdt stadium 3 van een tendinopathie in?

A

PIjn aan het begin van inspanning die wel minder wordt tijdens inspanning, maar niet helemaal verdwijnt. Na sporten kan de pijn dagen aanhouden.

78
Q

Wat houdt stadium 4 van een tendinopathie in?

A

Pijn die tijdens inspanning optreedt is zo ernstig dat de sport-/werkprestatie eronder lijdt.

79
Q

Wat houdt stadium 5 van een tendinopathie in?

A

Blijvende aanwezige pijn, ook in rust.

80
Q

Wat houdt stadium 6 van een tendinopathie in?

A

Peesruptuur. Dit stadium is arbitrair, doordat een ruptuur ook vaak optreedt zonder eraan voorafgaande klachten.

81
Q

Benoem de 3 stadia van een tendinopathie volgens Reinking.

A

Reactive tendinopathie
Tendon disrepair
Degenerative tendinopathy§

82
Q

Benoem de risicofactoren voor een tendinopathie. (8)

A
  1. toename leeftijd
  2. Geslacht
  3. individuele genetische opmaak
  4. Abnormale kinematica
  5. Verminderde rekbaarheid van de spier
  6. Overgewicht
  7. Verminderde excentrische spierkracht
  8. Sport, training, ondergrond
83
Q

Noem 2 vormen van femoraal acetabelair impingement

A
  1. pincer

2. Cam

84
Q

Wat gebeurd er bij een femoraal acetabelair impingement?

A

het labrum of het kraakbeen raakt beklemd tussen de kop en de kom van het heupgewricht.