Unité 2 apprendre 2 Flashcards
habiter
wonen
sur
op
notre
ons, onze
comme
net als, zoals
on a
we hebben
la salle de séjour
de woonkamer
la cuisine
de keuken
la salle de bain
de badkamer
la chambre
de slaapkamer
grand, grande
groot
chez vous
bij jullie
alors
dus, dan
petit, petite
klein
il y a
er is, er zijn
le jardin
de tuin
l’eau (v)
het water
la mère
de moeder
elle a fait
zij heeft gemaakt
joli, jolie
leuk, mooi
aimer
houden van, het fijn vinden
la vue
het uitzicht
les voisins (m)
de buren
loin
ver
mettre
zetten
très fort
heel hard
wonen
habiter
op
sur
ons, onze
notre
net als, zoals
comme
we hebben
on a
de woonkamer
la salle de séjour
de keuken
la cuisine
de badkamer
la salle de bain
de slaapkamer
la chambre
groot
grand, grande
bij jullie
chez vous
dus, dan
alors
klein
petit, petite
er is, er zijn
il y a
de tuin
le jardin
het water
l’eau (v)
de moeder
la mère
zij heeft gemaakt
elle a fait
leuk, mooi
joli, jolie
houden van, het fijn vinden
aimer
het uitzicht
la vue
de buren
les voisins (m)
zetten
mettre
heel hard
très fort