Unite 1 Ap 4 Flashcards
1
Q
Je viens d’arriver
A
Ik ben zojuist aangekomen
2
Q
Interrompre
A
Onderbreken
3
Q
La patience
A
Het geduld
4
Q
Prier
A
Verzoeken
5
Q
Attendre
A
Afwachten, wachten op
6
Q
Le tour
A
De beurt
7
Q
D’abord
A
Eerst
8
Q
Faire de la planche à voile
A
Surfen
9
Q
Glisser
A
Glijden
10
Q
La vitesse
A
De snelheid
11
Q
Faire du rafting
A
Raften
12
Q
Avoir horreur de
A
Een enorme hekel hebben aan
13
Q
Ça tombe bien
A
Dat komt goed uit
14
Q
Le sport nautique
A
De watersport
15
Q
Je connais connaitre
A
Ik ken kennen