Ap 1t/m 5 Unite 2 Da31 Flashcards
le boulot
het werk
le rêve
de droom
devenir
worden
le monde entier
de hele wereld
depuis
sinds
ainé
oudste
se rappeler
zich herinneren
l’assiette (f)
het bord
(f) indicates feminine noun in French.
vers
naar
recevoir (reçu)
ontvangen (ontvangen)
(reçu) indicates the past participle form.
être bouleversé
van streek zijn
l’expérience (f)
de ervaring
(f) indicates feminine noun in French.
inoubliable
onvergetelijk
le spectateur
de toeschouwer
comme
Omdat aan het begin van een zin
souvent
vaak
un étranger
een buitenlander
une étrangère
een buitenlandse
de plus en plus
steeds meer
supplémentaire
extra
malgré
ondanks
de mieux en mieux
steeds beter
ressembler à
lijken op
rendre
maken, teruggeven
incertain(e)
onzeker
la persévérance
het doorzettingsvermogen
se débrouiller
zich redden
prendre la parole
het woord nemen
bienvenue
welkom
aider
helpen
lentement
langzaam
le passeport
het paspoort
la carte de crédit
de creditcard
se trouver
zich bevinden
la clé
de sleutel
l’ascenseur (m)
de lift
au fond de
aan het eind van
le couloir
de gang
complètement
compleet
servir
Serveren
le séjour
het verblijf
il y a un an
een jaar geleden
ouvrir
openen
le changement
de verandering
certainement
zeker
semblable
vergelijkbaar
la récré, la récréation
de pauze
au début
in het begin
seulement
alleen maar
ça ne suffit pas
dat is niet genoeg
se faire des amis
vrienden maken
verhuizen
déménager
de moedertaal
la langue maternelle
de buitenlandse taal
la langue étrangère
het begrip
la compréhension
het buitenland
l’étranger (m)
Franstalig
francophone
de nationaliteit
la nationalité
vloeiend spreken
parler couramment
de communicatie
la communication
leren
apprendre
wereld-
mondial(e)
internationaal
international(e)
de uitwisseling
l’échange (m)
het beroep
la profession
het profiel
la filière
kiezen
choisir
het keuzevak
l’option (f)
het eindexamen
le bac
de studie
les études (f pl)
studeren
faire des études
de opleiding
la formation
de onderneming
l’entreprise (f)
de economie
l’économie (f)
de handel
le commerce
Europees
Européen(ne)
Ik weet
Jij weet
Hij zij men weet
Wij weten
Jullie weten u weet
Zij weten
Je sais
Tu sais
Il Elle on sait
Nous savons
Vous savez
ILS Elles savent
Ik heb geweten
Jij hebt geweten
Hij zij men heeft geweten
Wij hebben geweten
Jullie hebben geweten u heeft geweten
Zij hebben geweten
J’ai su
Tu as su
Il Elle on a su
Nous avons su
Vous avez su
ILS Elles ont su
Ik wist
Jij wist
Hij zij men wist
Wij wisten
Jullie wisten u wist
Zij wisten
Je savais
Tu savais
Il Elle on savait
Nous savions
Vous saviez
ILS Elles savaient
Uitgangen futur
Je ai
Tu as
Il elle on a
Nous ons
Vous ez
ILS Elles ont
Uitgangen Futur de passé
Je ais
Tu ais
Il Elle on ait
Nous ions
Vous iez
ILS Elles aient
Déménager
Verhuizen
La langue maternelle
De moedertaal
La langue étrangère
De buitenlandse taal
La compréhension
Het begrip
L’étranger
Het buitenland
Francophone
Franstalig
La nationalité
De nationaliteit
Parler couramment
Vloeiend spreken
La communication
De communicatie
Apprendre
Leren
Mondial
Wereld
International
Internationaal
Européen (ne)
Europees
L’échange
De uitwisseling
La profession
Het beroep
La filière
Het profiel
Choisir
Kiezen
L’option
Het keuzenvak
Le bac
Het eindexamen
Les études
De studie
Faire des études
Studeren
La formation
De opleiding
L’entreprise
De onderneming
L’économie
De economie
Le commerce
De handel
