unit 5 2025 Flashcards
1
Q
een aanklacht
A
an accusation
2
Q
een bewering (2)
A
an allegation
a claim
3
Q
naar verluidt, zogenaamd (2)
A
allegedly
reportedly
4
Q
een gruweldaad
A
an atrocity
5
Q
bekrachtigen
A
to authenticate
6
Q
nep
A
bogus
7
Q
verspreiden
A
to circulate
8
Q
verzinnen
A
to concort
9
Q
bevestigen
A
to corroborate
10
Q
een ooggetuigenverslag
A
an eyewitness account
11
Q
een grap, bedrog
A
a hoax
12
Q
uitgelekte rappporten
A
leaked reports
13
Q
partijdig
A
partisan
14
Q
propaganda
A
propaganda
15
Q
wijze van zeggen
A
parlance
16
Q
geloofwaardig
A
plausible
17
Q
een primeir
A
a scoop
18
Q
wetenschappelijke bronnen
A
scholary sources
19
Q
sensatiezucht
A
sensationalism
20
Q
belust op sensatie
A
sensationalist
21
Q
verdraaien
A
to spin something
22
Q
wervend, aanlokkelijk
A
touting
23
Q
controleerbaar
A
verifiable
24
Q
verifiëren
A
to verify
25
het gesprek van de dag zijn
to be the talk of the town
26
de geruchtenmomen
the bush telegraph
27
een onzinverhaal
a cock and bull story
28
een roddelaar (2)
a gossipmonger
a scandalmonger
29
via via te horen te krijgen
to hear it through the grapevine
30
een nieuwsgierig aagje
a nosy parker
31
een dwaalspoor
a red herring
32
het gerucht doet de ronde
rumour has it
33
rondbazuinen
to spread the word
34
een leugentje om bestwil
a white lie
35
mondeling, mond-tot-mond reclame
word of mouth
36
voetbal (2)
football (B)
soccer (A)
37
rugby (2)
American football (B)
football (A)
38
frieten (2)
chips (B)
French fries (A)
39
appartement (2)
flat (B)
apartment (A)
40
koek (2)
biscuit (B)
cookie (A)
41
parking
car park (B)
parking lot (A)
42
broek
trousers (B)
pants (A)
43
windscherm
windscreen (B)
windshield (A)
44
vuilnis
rubbish (B)
garbage (A)
45
band
tyres (B)
tires (A)
46