unit 2 voc Flashcards
1
Q
kanon
A
artillery
2
Q
groot geweer
A
rifle with bayonet
3
Q
schop
A
shovel
4
Q
raket
A
missile
5
Q
kernwapen
A
weapon of mass destruction
6
Q
gasmakser
A
gas mask
7
Q
helm
A
helmet
8
Q
botten
A
boots
9
Q
soort van scheenbeschermers
A
puttees
10
Q
loopgraven
A
trench
11
Q
niemandsland
A
no-man’s-land
12
Q
verwoesting
A
devastation
13
Q
soldaat
A
soldier
14
Q
oud-militair/ verteraan
A
veteran
15
Q
sluipschutter
A
sniper
16
Q
legereenheid die zelfstandig kan opereren
A
battalion
17
Q
zeemacht
A
marine
18
Q
luchtmacht
A
air force
19
Q
een compagnie
A
a company
20
Q
een korporaal
A
a corporal
21
Q
grondtroepen
A
ground troops
22
Q
een luitenant
A
a lieutenant
23
Q
marine
A
navy
24
Q
hinderlaag
A
an ambush
25
werven
to enlist
26
een bloedblad
a massacre
27
zich vrijwillig melden
to volunteer
28
aanvallen
to attack
29
overwinnen
to conquer
30
de oorlog verklaren
to declare war
31
verslaan
to defeat
32
verdedigen
to defend
33
naar de oorlog trekken
to go to war
34
binnenvallen
to invade
35
zich overgeven
to surrender
36
terrein winnen
to win ground
37
oorlogsvoering met biologische wapen
biological warfare
38
oorlogsvoering met chemisch wapens
chemical warfare
39
burgeroorlog
civil war
40
koude oorlog
cold war
41
heilige oorlog
holy war
42
informatieoorlog
information war
43
oorlogsvoering met kernwapens
nuclear warfare
44
wereldoorlog
world war
45
sterven
to die
46
doden
to kill
47
afslachten
to slaughter
48
martelen
to torture
49
verwonden
to wound