unit 3 lesson 2 en ne Flashcards
1
Q
acquaintance
A
kennis
2
Q
agriculture
A
landbouw
3
Q
ancient
A
(eeuwen) oud
4
Q
currency
A
munteenheid; valuta
5
Q
distinct
A
uniek; onderscheidend
6
Q
equator
A
evenaar
7
Q
ethnic
A
etnische; van een volk
8
Q
existence
A
(het) bestaan
9
Q
heritage
A
(cultureel) erfgoed
10
Q
hospitality
A
gastvrijheid
11
Q
mature
A
volwassen
12
Q
melting pot
A
smeltkroes
13
Q
to negotiate
A
onderhandelen
14
Q
orphanage
A
weeshuis
15
Q
people; peoples
A
volk; volkeren