Unit 13 Flashcards
Dès que
Zodra
Ramasser une pièce
Een munt oprapen
jeter une pièce dans un appareil automatique
Een munt in een automaat werpen
Jeter
Gooien / werpen
Introduire
Steken
Monter dans la voiture
In de auto stappen
Echouer à terre
Op de grond belanden
Suivre une direction
Een richting volgen
Atteindre un endroit
Een plaats bereiken
Aboutir (arriver quelque part)
Terechtkomen
C’est en cours
Het is aan de gang
Suivre la chaussée vers
De steenweg volgen naar
Traverser le village
Door het de dorp heen rijden
Se déplacer
Zich verplaatsen
Presque exclusivement
Bijna uitsluitend
Une demi-heure de sport par jour est bon pour la santé
Een halfuur sport per dag is gezond
Le trajet est agréable
De rit is aangenaam
Encourager quelqu’un à faire quelque chose
iemand aanmoedigen om iets te doen
Les pistes cyclabes
De fietspaden
Un garage à vélo
De fietsenstalling
Je fais bien attention sur la route
Ik let goed op in het verkeer
On fait du vélo dans les rues étroites l’un derrière l’autre
In smalle straten fietsen we achter alkaar
On fait du vélo dans les rues larges l’un à côté de l’autre
In brede straten fietsen we naast elkaar
Certains automobilistes ne gardent pas leurs distances
Sommige autobestuurders houden geen afstand
Donner la priorité
Voorrang geven
Obligatoire
Verplicht
Obtenir le permis
Een teoristisch certificaat behalen
Je me sens plus autonome
Ik voel me zelfstandiger
Cela joue à mon avantage
Dit speelt in mijn voordeel
L’environnement de notre école est sûre
Onze schoolomgeving is veilig
Changer ses habitudes
Zijn gewoontjes veranderen
Tu dois être à temps
Je moet stipt op tijd zijn
Faire attendre quelqu’un
iemand laten wachten
Les compagnons de voyage
De medereizigers
Responsable
Verantwoordelijk
Quand tu as un empêchement tu dois prévenir les autres le plus rapidement possible
Als je verhinderd bent moet je de anderen zo vlug mogelijk verwittigen
L’arrêt de bus
De bushalte
Sur le chemin
Onderweg
Un mot d’explication
Het bewijsbriefje
Il se déplace presque exclusivement à vélo
Hij verplaatst zich bijna uit sluitend met de fiets
Etant donné que nous restons assis toute la journée, j’aime venir à l’école à pied
Aangezien dat we de hele dag blijven zitten, kom ik graag te voet naar school
Les élèves sont encouragés à venir à l’école en vélo
De leerlingen worden aangemoedigd om met de fiets naar school te komen
Nous disposons de suffisamment de parkings sécurisés pour vélos
We beschikken over voldoende overdekte fietsentalligen
Tu peux avoir un scooter à condition que tu ne roules pas trop vite
je mag een scooter hebben op voorwaarde dat je niet te vlug rijdt
Le trajet dure assez longtemps et j’ai assez de temps pour jeter un coup d’oeil à mes cahiers
De rit duurt vrij lang en ik heb genoeg tijd om mijn schriften in te kijken
Le train a souvent du retard
De trein heeft van de achterstand