Unit 12 Flashcards
L’annonce météo
Het weerbericht
Le service météorologique
De weerkundige
La saison
Het seizoen
Le nuage
De wolk
La masse nuageuse
De bewolking
Le temps est nuageux
Het weer is bewolkt
La neige fondante
De smeltende sneeuw
La chute de neige
De sneeuwbui
Le broulliard
De mist
Le brouillard s’est dissipé
De mist trekt op
La brume
De nevel
La brume du matin
De ochtendnevel
Après la dispersion de la brume
Na het optrekken van de ochtendnevel
Le verglas
De ijzel
La plaque de verglas
De ijzelplek
La rivière et la mer sont gelées
De rivier en het meer zijn bevroren
Il gel - Il a gelé - geler
Het vriest - het heeft bevroren - bevriezen
Le vent
De wind
La force du vent
De windkracht
Le vent souffle de l’ouest
De wind waait uit het westen
Des rafales de vent jusque 100km/h
Rukwind tot 100km per uur
L’averse
De regenbui
Les températures s’élèvent à 10°C
De temperaturen begraden 10 graden
Les températures varient entre 5 et 10°C
De temperaturen schommelen tussen 5 en 10 graden
Le ciel est dégagé / couvert
De hemel is helder / betrokken
Descendre/diminuer
Dalen, zakken, verminderen
Augmenter
Stijgen / toenemen / verhogen
Gêner le trafic
Het verkeer hinderen
L’éclaircie
De opklaring
De larges éclaircies sur tout le pays
Brede opklaringen over heel het land
Les étoiles sont clairement visibles dans le ciel
De sterren zijn duidelijk zichtbaar in de hemel
Le soleil se lève
De zon komt op
Le soleil se couche
De zon gaat onder
La situation
De toestand
Le réseau routier
het verkeersnet
On prévoit une tempête en mer
Men verwacht storm op zee
Il y a des risques de tempête
Er is kans op storm
L’orage
Het onweer
orageux
onweerachtig
Le changement
De verandering
On ne prévoit aucun changement pour les prochains jours
Men verwacht geen verandering voor de komende dagen