Unidad 3 Flashcards
1
Q
de gazpacho
A
el gazpacho
2
Q
de ontbijtgranen
A
los cereales
3
Q
de peulvrucht
A
la legumbre
4
Q
de groente
A
la verdura
5
Q
de rijst
A
el arroz
6
Q
de olijfolie
A
el aceite (de oliva)
7
Q
het fruit
A
la fruta
8
Q
de vis
A
el pescado
9
Q
het vlees
A
la carne
10
Q
de eieren
A
los huevos
11
Q
de melk
A
la leche
12
Q
de aardappelen
A
las patatas
13
Q
de frisdrank
A
el refresco
14
Q
de oefening
A
el ejercicio
15
Q
bewegen, sporten
A
hacer ejercicio
16
Q
stappen op
A
montar
17
Q
fietsen
A
montar en bici
18
Q
de vitaminen
A
las vitaminas
19
Q
de proteïnen
A
las proteínas
20
Q
de pasta
A
la pasta
21
Q
het vet
A
la grasa
22
Q
het junkfood
A
la comida basura
23
Q
het fastfood
A
la comida rápida
24
Q
het overgewicht
A
el exceso de peso
25
gezond
sano/-a ; saludable
26
het lichaam
el cuerpo
27
de geest
la mente
28
het ontbijt
el desayuno
29
en primer lugar
in de eerste plaats
30
por último
ten slotte
31
beneficioso/-a
bevorderlijk
32
la causa
de oorzaak
33
explicar
uitleggen
34
fundamental
fundamenteel, wezenlijk
35
el gusto de
de smaak
36
la influencia
de invloed
37
moderado/-a
gematigd
38
variado/-a
afwisselend
39
al
ya
40
nog niet
todavía no
41
ooit
alguna vez
42
geopend
abierto
43
gezegd
dicho
44
geschreven
escrito
45
gedaan, gemaakt
hecho
46
gezet
puesto
47
gebroken
roto
48
gezien
visto
49
gordo/-a
dik
50
hambriento/-a
hongerig
51
integral
zilvervlies-; volkoren
52
el abrebotellas
de flesopener
53
el abrelatas
de blikopener
54
el cazamariposas
het vlindernetje
55
el cortaúñas
de nagelknipper
56
el limpiacristales
de raamwisser
57
el quitamanchas
het vlekkenmiddel
58
el sacacorchos
de kurkentrekker
59
el salvavidas
de reddingsboei
60
la ventanilla
het raampje / het loket
61
(heel) vroeg opstaan
madrugar
62
boodschappen doen
hacer la compra
63
het lijkt niet heel gezond
no parece muy sano/-a
64
Wat zullen we kopen?
¿Qué compramos?
65
in slechte staat
en mal estado
66
gekookt
cocinado/-a
67
ingevroren
congelado/-a
68
rauw
crudo/-a
69
zoet
dulce
70
vegetarisch
vegetariano/-a
71
bedorven; kapot
estropeado/-a
72
gebakken; gefrituurd
frito/-a
73
bevroren
helado/-a
74
scherp, pittig
picante
75
zonder...of...
sin...ni...
76
flauw
soso/-a
77
lekker
sabroso/-a
78
con antelación
van tevoren
79
descongelado/-a
ontdooid
80
listo/-a
klaar
81
precocinado/-a
voorgekookt, voorgebakken
82
recalentado/-a
opgewarmd
83
calentar
opwarmen
84
cocinar
koken
85
desnatado/-a
afgeroomd, mager
86
la desventaja
het nadeel
87
añadir
toevoegen
88
cocer
koken
89
pelar
schillen, pellen
90
rellenar
opvullen
91
triturar
pureren, fijnmalen
92
sacar
eruit halen
93
trocear
in stukjes snijden
94
de komkommer
el pepino
95
de paprika
el pimiento
96
in stukjes
en trozos
97
wat, een beetje
algo (de)
98
de eetlepel
la cucharada
99
een teen knoflook
un diente de ajo
100
de dagschotel
el plato del día
101
de azijn
el vinagre
102
enfriar
afkoelen
103
hervir
aan de kook zijn
104
la yema
de eidooier
105
la mayonesa
de mayonaise
106
la preparación
de bereiding
107
una lata de atún
een blik tonijn