Unidad 1 Flashcards
tacaño/-a
gierig
vago/a
lui
mentiroso/-a
leugenachtig
sensible
gevoelig
hablador/a
spraakzaam
simpático/a
vriendelijk
cariñoso/-a
lief
tranquillo/-a
rustig
tímido/-a
verlegen
serio/-a
serieus
perezoso/-a
lui
egoísta
egoïstisch
independiente
onafhankelijk
generoso/-a
vrijgevig
trabajador/a
hardwerkend
estudioso/-a
leergierig
sincero/-a
eerlijk, openhartig
insensible
ongevoelig
reservado/a
introvert
callado/-a
stil/zwijgzaam
antipático/a
onvriendelijk
frío/a
afstandelijk
activo/a
actief
sociable
sociaal
gastar bromas
grapjes maken
decir la verdad
de waarheid spreken
la boca
de mond
una palabra
een woord
cerrado/-a
dicht, gesloten
con facilidad
gemakkelijk
emocionarse
ontroerd raken
la facilidad
het gemak
sacar buenas notas
goede cijfers halen
pedir ayuda
om hulp vragen
hacer regalos
cadeautjes geven
compartir
delen
dar vergüenza
verlegen maken
estar tumbado/-a
(achterover) liggen
ponerse nervioso/-a
zenuwachtig worden
ser capaz (de)
in staat zijn (om/tot)
la amistad
de vriendschap
idealista
idealistisch
realista
realistisch