uitdrukkingen Deel 2 Flashcards

1
Q

een luistervink zijn

A

iemand zijn die stiekem afluistert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zich blindstaren op iets

A

te veel naar 1 eigenschap kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

in het duistertasten

A

er niets over weten; geen aanknopingspunten hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de tanden laten zien

A

laten merken dat je niet bang bent en dat je je heel fel zal verdedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

naar meer smaken

A

er nog van willen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

horen, zien en zwijgen

A

wel waarnemen, maar er veder niks van zeggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het oor stelen

A

aangenaam klinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nattigheid voelen

A

merken dat er iets niet klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de stal ruiken

A

merken dat je bijna thuis bent en zich daardoor haasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie niet horen wil, moet voelen

A

Als je niet gehoorzaamt, krijg je straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly