Uitbreiding/opsomming Flashcards
1
Q
actually
A
sterker nog
2
Q
also
A
ook
3
Q
and
A
en
4
Q
as well as
A
evenals
5
Q
besides
A
bovendien
6
Q
both … and …
A
zowel … als …
7
Q
even
A
zelfs
8
Q
first, second, third
A
eerste, tweede, derde
9
Q
furthermore
A
bovendien
10
Q
in addition
A
bovendien
11
Q
indeed
A
sterker nog
12
Q
in fact
A
bovendien
13
Q
moreover
A
bovendien
14
Q
neither … nor …
A
noch … noch …
15
Q
not only … but also
A
niet alleen … maar ook
16
Q
one … another
A
één … een andere / tweede
17
Q
or
A
of
18
Q
too
A
ook
19
Q
what is more
A
bovendien