Functiewoorden Flashcards
1
Q
to make clear
A
duidelijk maken
2
Q
to prove
A
bewijzen
3
Q
to point out
A
wijzen op
4
Q
to demonstrate
A
aantonen
5
Q
to clarify
A
duidelijk maken
6
Q
to show
A
aantonen
7
Q
to illustrate
A
illustreren
7
Q
to give examples
A
voorbeelden geven
7
Q
to highlight
A
uitlichten
8
Q
to stress
A
benadrukken
8
Q
to emphasise
A
benadrukken
8
Q
to question
A
in twijfel trekken
9
Q
to contradict
A
tegenspreken
9
Q
to challenge
A
uitdrukkelijk twijfelen aan
9
Q
to criticise
A
bekritiseren