TT vragen 1c3 Flashcards

1
Q

Door welk hormoon wordt cortisol gestimuleerd? (hypothalamus-hypofyse-as)

A

Wordt gemaakt uit de bijnier onder invloed van ACTH. ACTH wordt gestimuleerd door CRH en vasopressine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Door welk hormoon wordt T4 gestimuleerd? (hypothalamus-hypofyse-as)

A

Wordt gemaakt door de schildklier onder invloed van TSH. TSH wordt gestimuleerd door TRH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Door welk hormoon wordt IGF-I gestimuleerd? (hypothalamus-hypofyse-as)

A

Wordt gemaakt door de lever onder invloed van groeihormoon (GH). GH wordt gestimuleerd door GHRH (en ghreline) en geremd door somatostatine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door welk hormoon wordt
geslachtshormonen gestimuleerd? (hypothalamus-hypofyse-as)

A

Wordt gemaakt door de testis/ovaria onder invloed van LH en FSH. Deze worden gestimuleerd door GnRH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welk hormoon wordt prolactine gestimuleerd? (hypothalamus-hypofyse-as)

A

Wordt geremd door dopamine en oxytocine stimuleert de prolactine afgifte. NIET prolactine wordt door oxytocine gestimuleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor hormonen produceren de zone glomerulosa, fasiculata en reticularis en de medulla?

A

Glomerulosa: aldosteron (regulatie angiotensine II)
Fasiculata: cortisol (regulatie ACTH)
Reticularis: DHEA, voorloper testosteron (regulatie ACTH)
Medulla: aldosteron (regulatie sympaticus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvoor zijn de volgende enzymen? CYP450SCC, CYP17, CYP21en CYP11B2 en CYP17b5

A

CYP450SCC = alle zones, zet cholestrol om in pregnenolon (1e voorloper)
CYP17 = fasiculata, reticularis. Zet pregnenolon om in 17-OH-pregnenolon, nodig voor cortisol en androsteendion
CYP21: glomerulosa en fasiculata (zet progesteron om in –> aldosteron en cortisol)
CYP11B2: alleen glomerulosa (zet corticosteron om in aldosteron, laatste stap)
CYP17b5: alleen reticularis (zet om in DHEA en androsteendion)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar bevinden zich ACTH receptoren in de bijnier?

A

In alle zones, maar ze zijn alleen actief in fasiculata en reticularis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke hormonen worden door de hypofysevoorkwab aan de bloedbaan afgegeven?

A

GH, prolactine, ACTH, TSH, LH en FSH. De voorkwab bevat hormoonproducerende cellen. (hypothalamus: neuronen met kleine cellichamen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke hormonen worden door de hypofyseachterkwab aan de bloedbaan afgegeven?

A

Vasopressine en oxytocine. Worden door cellen in de hypothalamus geproduceerd en door de hypofyse achterkwab afgegeven aan de bloedbaan. (hypothalamus: neuronen met grote cellichamen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de belangrijkste mechanismen waardoor een hypercortisolisme voor een hyperglycemie zorgt?

A
  • verlaging insuline gevoeligheid
  • verhoging gluconeogenese
  • verhoging glycogenolyse
    (verder zorgt het voor een verlaging van de verestering vetzuren, verhoogde lipolyse, verlaagde eiwitsynthese en verhoogde eiwitafbraak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke aandoeningen komt vaker voor bij patienten met ziekte van Cushing?

A
  • hypertensie
  • secundaire hypothyroidie (cortisol remt TSH afgifte)
  • hyperglycaemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt het syndroom van Cushing het meest en minst frequent veroorzaakt?

A

Meest: exogeen corticosteroidgebruik
Minst: een bron van ectopische ACTH secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan een endogeen hypercortisolisme worden aangetoond?

A
  • cortisol in 24-uurs urine
  • 1 mg dexamethason suppressietest
  • middernachtsspeeksol cortisol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar wordt primaire bijnierschorsinsufficientie door veroorzaakt?

A
  • dubbelzijdige bijniermetastasen
  • tuberculose
  • autoantistoffen gericht tegen bijnierschorscellen
  • bijnierbloedingen
  • bijnierhypoplasie
  • aids
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar wordt secundaire bijnierschorsinsufficientie door veroorzaakt?

A
  • onttrekking na langdurig gebruik van corticosteroiden
  • hypofyse pathologie (tumor verdrukt hypofyse)
  • hoofdtrauma (hypofyse doorbloeding vermindert)
  • geisoleerde ACTH deficientie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kan worden bepaald door een bilaterale bijniervene sampling?

A

Wordt gebruikt bij primair hyperaldosteronisme
- kan laten zien of de linker- of rechterbijnier bron is van de aldosteron overproductie
- kan bijnierhyperplasie onderscheiden van een niet-functioneel bijnieradenoom als oorzaak van primaire hyperaldosteronisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke test wordt gebruikt voor primaire bijnierschorsinsufficientie (hypocortisolisme)

A

SynACTH-test = ACTH stimulatietest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke test wordt gebruikt voor secundaire bijnierschorsinsufficientie?

A
  • insulinetolerantietest
  • metopyron test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  1. 10% van de feochromocytomen zijn erfelijk
  2. Bij feochromocytomen kan er defecte VHL-functie zijn met vertraagde HIF1α afbraak
  3. Cellen van feochromocytomen zijn altijd erg monotoon
    –> welke stelling is juist
A

2!
30% van de feochromocytomen komt voort uit erfelijke aanleg. Verder zijn ze meestal benigne (10-15% maligne). En zorgen ze voor een overproductie van dopamine, adrenaline en noradrenaline)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke 2 celtypen met hormoonproductie komen in de schildklier voor?

A

Folliculair en parafolliculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk tumortype van de schildklier is niet jodiumgevoelig?

A

Medullair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat voor type receptor is de ACTH receptor?

A

G-eiwit gekoppelde receptor; 7-transmembraan receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het effect van een mutatie in het gen voor de ACTH receptor? (MC2R)

A

Inactiverend; remming receptor activiteit.
Conformatie verandering van receptor ten gunste van co-repressor binding
Ook goed: Geen effect op transcriptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarvoor zijn selenoproteine (enzymen die het aminozuur selenocysteine bevatten) verantwoordelijk?

A

jodering van het thyreoglobuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn voorwaarden voor het ontwikkelen van ontwikkelingsdefecten van een kind door jodiumtekort van de moeder?

A
  • laag jodium moet leiden tot verlaagd T4 bij de moeder.
  • de foetus maakt zelf geen T4 (dus is voor een belangrijk deel afhankelijk van T4 van de moeder )
  • foetale schildklier heeft jodium nodig voor productie schildklierhormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de beste behandeling voor een toxische nodus?

A

I-131 therapie, I-123 therapie wordt gebruikt voor een diagnostische scintigrafie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe reguleert schildklierhormoon de thermogenese in de spier?

A

In spier, verhoging van ionencycli (futile cycles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe reguleert schildklierhormoon de thermogenese in bruin vet?

A

In bruin vet aanmaak van UCP1/uncoupling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat voor effect heeft schildklierhormoon op het hart?

A

verhogen hartslagfrequentie, verhogen slagkracht –> hierdoor wordt de cardiac output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q
  1. adenomen bevinden zich vaak in de neurohypofyse en niet in de adenohypofyse
  2. adenomen produceren, per tumor, altijd 1 hormoon
  3. adenomen kunnen vaak G-proteïne mutaties hebben
A

alleen 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat voor effect heeft schildklierhormoon op bot?

A

schildklierhormoon stimuleert botontwikkeling
hyperthyreoidie –> osteoporosis (lage botdichtheid)
hypothyreoidie –> osteosclerosis (verminderde botgroei)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke transporter zorgt voor de opname van jodium uit het bloed?

A

NIS: cotransport I met 2 Na.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke transporter zorgt voor de opname van jodium naar het colloid van de follikels?

A

pendrin of de I/CL transporter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke -omen behoren tot de PANnet’s?

A

insulinomen of glucagonomen
aldosteronomen NIET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke bloeduitslag past bij de ziekte van Hashimoto als er sprake is van een hypothyreoidie?

A

verlaagd vrij T4, verhoogd TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het meest geschikte lab-onderzoek bij iemand met verminderd libido, erectiele dysfuntie, vermoeidheid en temporaal gezichtsveld uitval?

A

Prolactine, testosteron en MRI van de hypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn de essentiele functies van corticaal bot?

A
  • aanhechtingsplaats pezen en spieren
  • bescherming beenmerg met daarin stamcellen
  • verzorgt de biochemische sterkte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn de essentiele functies van trabeculair bot?

A
  • mineraal metabolisme
  • sterkte en elasticiteit
  • efficiente verdeling van belastingkrachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke kenmerken van osteoporose zijn te zien op een rontgenfoto?

A
  • verdunning van de corticalis
  • verminderde botdensiteit
  • wervel inzakking
    GEEN looser’s zones
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarmee kan je botmineraaldichtheid meten?

A

BMD meting heeft een lage sensivititeit en wordt NIET bij alle vrouwen na het 50e levensjaar aanbevolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe wordt de diagnose osteoporose gedefinieerd?

A

T-score van <-2.5 SD, waarbij een referentiegroep van jongvolwassen personen wordt gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welk medicijn is geassocieerd met een verlaagde botmineraaldichtheid?

A

glucocorticoiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat gebeurt er bij de ziekte van Paget?

A

Een verstoring van de bot ombouw dynamiek. Eerst een osteolytische fase, dan mixed fase en ten slot osteosclerotische fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoelang duurt een typische pijnaanval ten gevolge van een uretersteen?

A

Minuten tot uren (seconden tot enkele minuten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Waar kan bij een distale uretersteen pijn gevoeld worden?

A

Scrotum of glans penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Noem de 5 criteria van Fried voor ‘frailty’

A
  • gewichtsverlies
  • uitputting
  • verminderde lichamelijke activiteit
  • verminderde loopsnelheid
  • verminderde handknijpkracht
48
Q

Vanuit welke zorgwet worden de wijkverpleging en verpleeghuisopname gefinancierd?

A

Wijkverpleging vanuit de Zorgverzekeringswet (ZVW) en verpleeghuisopname vanuit Wet Langdurige Zorg (WLZ)

49
Q

Wat ligt ten grondslag aan idiosyncrasie (= abnormale reactie op geneesmiddelen door verschil in genen)

A

een afwijkend metaboliserend enzym, niet-functionele receptor en overactief ionkanaal.
NIET een door diabetes verstoorde nierfunctie

50
Q

Bij welke tumor is een amyloide depositie te verwachten?

A

medullair carcinoom

51
Q

Welke complicatie komt het meest frequent voor na een hemithyreoidectomie?

A

enkelzijdige stembandparese als gevolg van beschadigen van de n. laryngeus recurrens, leidend tot een hese stem

52
Q

Welke labwaarden zijn te vinden bij een primair hyperaldosteronisme?

A

laag plasma renine, hoog plasma aldosteron en laag plasma kalium

53
Q

Welk celtype is een ‘steuncel’ in het bijniermerg?

A

sustentaculair cell of mandjes cel

54
Q

Welke typische tumor van de kinderleeftijd kan afkomstig zijn van het bijniermerg?

A

neuroblastoom (=meest voorkomende extra-craniale tumor bij kinderen)

55
Q

Wat is het effect van een inactiverende mutatie van de ACTH receptor (MC2R) op de signaaltransductie van de ACTH receptor?

A

geen activatie van PKA

56
Q

Wat is een effect van een antagonist op een glucocorticoid receptor op de signaaltransductie?

A

geen interactie van receptor met co-activators

57
Q

Wat voor type receptor is de TRbeta (schildklierhormoonreceptor)

A

kernreceptor

58
Q

Wat gebeurt er bij een mutatie op receptor activiteit?

A

zorgt voor inactivatie, receptoractiviteit wordt geremd

59
Q

Wat is de meest frequente complicatie van een totale thyreoidectomie?

A

hypoparathyreoidie met hypocalciemie tot gevolg, doordat er per ongeluk bijschildklieren verwijderd, gekneusd of ischemisch worden

60
Q

Welke processen in het doelweefsel zijn naast schildklierhormoon productie door de schildklier bepalden voor de beschikbaarheid van SKH in weefsels?

A
  • het metabolisme SKH door dejodases
  • opname van SKH door transport eiwitten
61
Q

Welke stappen bevat de schildklierhormoonsynthese?

A
  1. opname jodide uit de circulatie (NIS)
  2. afgifte jodide in het lumen (aan colloid door pendrinkanaal)
  3. jodering tyrosine residues in Tg (jodium wordt gebonden aan tyrosine/thyreoglobuline (TPO?))
  4. opname Tg in de foliculaire cel
  5. hydrolyse Tg in de lymsozymen
  6. schildklierhormoon secretie (MCT8)
62
Q

Wat is het effect van mutaties in TRalfa-1 (schildklierhormoonreceptor) op botgroei en botdichtheid?

A

SKH stimuleert botontwikkeling.
Bij hyperthyreoidie ontstaat versnelde botgroei en osteoporose.
Bij hypothyreoidie ontstaat vertraagde botontwikkeling en osteosclerosis
Bij een receptor in de TRalfa-1 mutatie is er meer hormoon nodig voor hetzelfde effect –> resistentie –> hypothyreoidie

63
Q

Wat is een voordeel van het eerst bepalen van T4 en als afwijkend ook het TSH bij de hielprik?

A

Zo kan ook secundaire of tertiaire hypothyreoidie worden gevonden

64
Q

Hoe krijg je door hypercortisolisme een verhoogde bloeddruk?

A
  • Het enzym 11β-HDSII zet in de nier biologisch actief cortisol om in het biologisch inactief cortison.
  • Bij een teveel aan cortisol kan dit systeem verzadigd raken waardoor niet al het cortisol meer wordt omgezet in cortison.
  • Het niet omgezette cortisol bindt dan in de nier aan de
    mineralocorticoid receptor.
  • Door activatie van de mineralocorticoid receptor wordt Na+ vastgehouden hetgeen leidt tot een verhoging van het
    circulerend volume en verhoging van de bloedruk
65
Q

Welke klachten horen bij het carcinoid syndroom?

A
  • waterdunne diarree
  • aanwezigheid van een neuroendocriende tumor in de dunne darm of long
66
Q

Wat is het verschil tussen een endemisch stuma en een sporadisch struma?

A

jodium deficiëntie voor elk maar bij endemisch is een groot deel van de populatie aangedaan en vaak op jongere leeftijd (10% is ondergrens)

67
Q

Welke adenomen zijn opgebouwd uit cellen afkomstig van het neuro-ectoderm?

A

bijschildklier adenomen en bijniermergtumoren

68
Q

Wat veroorzaakt de ziekte van Graves?

A

antistoffen gericht tegen de TSH receptor

69
Q

Wat veroorzaakt Hashimoto?

A

T-cellen gericht tegen het schildklierantigeen thyreoglobuline

70
Q

Welke lab bepaling zou uitgevoerd moeten worden bij iemand die sterk is aangekomen in gewicht, diastema van zijn tanden, een underbite en weke en zweterige handen heeft?

A

GH en het IGF-I

71
Q

Wat kan leiden tot osteoporose?

A

een toegenomen afbraak van normaal gevormd bot
NIET een stoornis in de botmineralisatie gedurende afbraak en stoornis gedurende aanmaak van bot

72
Q

Wat is het effect van denosumab?

A
  • het voorkomt binding van RANKL aan de RANK receptor
  • voorkomt osteoclast vorming
  • vermindert functie van de osteoclast
73
Q

Wat zijn de verschillen tussen ‘silent’, ‘producerend’ en ‘non-producerend’ hypofyse adenomen

A

Non producerend is helemaal geen productie.
Silent is wel productie op celniveau, maar geen excretie/symptomen. Producerend is gebonden aan
symptomen.

74
Q

Hoe ontstaat hyperpigmentatie door hypocortisolisme/primaire bijnierschorsinsufficientie?

A

Het probleem ligt op bijnierschorsniveau. Dus er is minder cortisol, maar de hypofyse werkt wel hard: dus veel CRH (hypothalamus) en ACTH. BIj de vorming van ACTH uit POMC ontstaat MSH (melanocyten stimulerend hormoon).

75
Q

Wat kan Cushing syndroom veroorzaken?

A
  • hypofyse adenomen (= corticotroof, betekent bijnierschors-stimulerend hormoon uit de hypofyse)
  • ectopische ACTH producerende tumor (ACTH-afhankelijk = corticotroof)
  • bijnieradenoom/bilaterale bijnierhyperplasie/bijnier carcinoom (= niet corticotroof, want niet ACTH afhankelijk)
76
Q

Wat gebeurt er met osteoblasten en osteoclasten bij postmenopauzale osteoporose

A

Osteoblast aantal blijft gelijk, osteoclast activiteit neemt toe (afname oestrogeen: overproductie RANKL –> RANKL verhoogt activiteit en overleving osteoclast)

77
Q

De hardheid van nierstenen kan radiologisch worden bepaald met CT in HU. Welke HU-waarde hebben infectiestenen?

A

Infectiestenen hebben een HU-waarde onder de 1000 HU (zwart=lucht=lage HU waarde)
Zachte stene: stuviet en urinezuur –> lagere HU waarde (<500)
Infectiesteen pH >8, terwijl urinezuursteen pH <6

78
Q

Wat is een goede indicatie om een geobstueerd verzamelsystee van de nier te draineren?

A
  • koorts
  • mononier
  • pijn
79
Q

Wat zijn de kenmerken van een uretersteen koliek?

A
  • Aanvalsgewijs
  • Heftige pijn
  • Misselijkheid
  • Gelateraliseerd
  • Bewegingsdrang
80
Q

Welke elementen van iemands leefstijl verhogen het risico op vorming van calcium-houdende nierstenen?

A
  • een combinatie van vochtinname en vochtverlies (zweten) waarbij het urinevolume kleiner dan 2 liter per 24 uur is.
  • een te hoge inname van voedingsmiddelen met een hoog oxalaatgehalte.
  • een netto zuurbelasting uit de voeding veroorzaakt door hoge inname van eiwit (zuur bron, met name dierlijk eiwit) en lage inname van groente/ fruit
  • sterke beperking van de calcium inname waardoor de opname van oxalaat vanuit de daminhoud omhoog gaat.
81
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste kenmerken van een delirium?

A
  • acute verwardheid
  • fluctuerend beloop
  • aandachtsstoornissen
    (verder ook een plotseling ontstaan)
82
Q

Welke neurotransmitter is verlaagd bij patienten met Alzheimer?

A

acetylcholine

83
Q

Wat is iatrogeniteit?

A

betekent het gevolg van een medische handeling. Bijvoorbeeld als geneesmiddelengebruik leidt tot nieuwe ziektes.

84
Q

Wat is mutagenese?

A

Proces waardoor genetische informatie verandert

85
Q

Wat is teratogenese?

A

Is de eigenschap van een medicijn om bij de foetus afwijkingen te veroorzaken als moeder deze inneemt tijdens de zwangerschap

86
Q

Welke test wordt gebruikt voor de bevestiging van primair hyperaldosteronisme?

A

diagnostiek: plasma aldosteron/renine ratio (hoog aldosteron, laag renine)
Bevestiging: zoutbelastingtest (aldosteronwaarde moet dalen), 24 uurs urine, captopril, rust-inspanningstest

87
Q

Wat zijn de 5P’s van symptomen feochromocytoom?

A

Palpitations
Paroxysomal
Pale
Perspiration
Pain

88
Q

Wat zijn de 5P’s van symptomen feochromocytoom?

A

Palpitations
Paroxysomal
Pale
Perspiration
Pain

89
Q

Wat is de 5-jaars overleving van een feochromocytoom maligniteit?

A

ongeveer 50% (je hebt 10-15% kans op een maligne feochromocytoom)

90
Q

Welke mutaties komen het meest voor bij hypofyse adenomen?

A

g-eiwitten mutaties
(P53, RET, PAX, BRAF komen voor bij diverse schildkliertumoren, denk anaplastisch, papillair en folliculair)

91
Q

Wat is de voorloper laesie van een schildkliercarcinoom?

A

c-cel hyperplasie (denk medullair carcinoom wat ontstaat uit parafolliculaire c-cellen)

92
Q

Bij welk schildklier carcinoom komen ground glass kernen en/of Orphan Annie eye veranderingen voor?

A

papillair carcinoom

93
Q

Wat zijn oorzaken van primaire hyperaldosteronisme (syndroom v. Conn)

A
  • bilaterale hyperplasie (66%)
  • aldosteron producerend adenoom (32%)
94
Q

Welke vormstoornis is er bij hyperaldosteronisme?

A

bilaterale idiopathische hyperplasie
- schorsadeonoom en spironolacton bodies

95
Q

Waarom is er geen atrofie van de bijnierschors bij aldosteron producerende bijnieradenomen en wel bij cortisol producerende adenomen?

A

bij aldosteron producerende bijnieradenomen is er geen ACTH suppressie

96
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van endocriene hypertensie?

A

De meest voorkomende oorzaak van hypertensie is essentieel (oorzaak onbekend, 90%), renovasculair (9%) en endocrien (1%). De meest voorkomende oorzaak endocrien is primair hyperaldosteronisme.

97
Q

Welke niersteen is het zachtst?

A

struviet en urinezuur.
wheliet, brushiet en cystine zijn harde nierstenen.

98
Q

Wanneer kan er spontane lozing van nierstenen plaatsvinden?

A

Als de steen <4mm is het goed morgelijk. Onderpoolsteen heeft minder kans op spontane lozing dan bovenpoolsteen.
NIET een spontane lozing van een distale uretersteen hangt af van hardheid steen.

99
Q

Welke leefstijladviezen kan je geven voor het voorkomen van een recidief niersteen?

A
  1. Drink minimaal 1.5 liter vocht per dag. –> een hoger urine volume betekent lagere concentraties van steenvormende substanties en hogere
    kans op wegspoelen van kristallen.
  2. Vermijdt voedingsmiddelen die een hoog oxalaat gehalte hebben (spinazie, rabarber, sterke thee, pure chocola etc.). –> hierdoor neemt het
    oxalaat gehalte in de urine af.
  3. Vermijdt een overmatige inname van dierlijke eiwitten –> dierlijke eiwitten vormen een zuurbelasting en zorgen voor een hoger urine calcium
    gehalte en lage urine citraat gehalte.
  4. Vermijdt overmatige inname van zout. –> hoge zoutinname is verbonden aan een hoog urine calcium gehalte.
  5. Zorg voor voldoende inname van fruit en groente. –> Fruit en groente (maar dan wel die zonder oxalaat) vormen een alkali belasting, verlagen
    het urine calcium gehalte en verhogen het urine citraat gehalte.
  6. Zorg voor een normale calcium inname –> Een te lage inname resulteert in overmatige oxalaat resorptie in de darmen en daarmee een hoger
    oxalaat gehalte van de urine en geeft risico op botmineraal verlies. Een hoge calcium inname geeft risico op een hoog urine calcium gehalte.
100
Q

Wat zijn de 4 geriatrische assen?

A

Somatiek
Psyche
Functioneel
Sociaal
(toekomst)

101
Q

Hoe werkt het medicijn denosumab?

A

voorkomt de binding van RANKL aan RANK
zorgt NIET voor het stimuleren van functioneren van osteoblasten (dat zijn anabolica zoals teriparatide en romosumab)

102
Q

Wat is de functie van FGF23?

A

leidt tot hypofosfaat door verminderd fosfaatresorptie, stimuleren van fosfaatuitscheiding via de nier.
Het zorgt ook voor minder actief vit. D (dit leidt tot minder Calcium en fosfaat absorptie uit de darmen)

103
Q

Bij welke aandoeningen kan een hypercalciemie voorkomen?

A
  • hyperparathyreoidie
  • Familiaire Hypocalciurische Hypercalcemie
  • Botmetastasen
  • Hyperthyreoïdie (thyrotoxicose)
  • Gebruik van thiazide diuretica
104
Q

Welke 2 soorten botvorming zijn er?

A

Endochondrale botvorming = vervang van kraakbeen, zo worden bijna alle botten gevormd
Intramembraneuze botvorming = directe botvorming, zo wordt de schedel en sleutelbeen gevormd

105
Q

Wat is de meest waarschijnlijke diagnose bij het uitblijven van de ongesteldheid, verminderd libido?

A

secundaire amenorroe (primaire amenorroe is het uitblijven van de menstruatie van de eerste menstruatie, leeftijd 16) op basis van een prolactinoom

106
Q

Welke lab bepaling doe je bij een patient met voorgeschiedenis van diabetes type 2, slaapapneu en dat zijn trouwring niet meer past?

A

GH en het IGF-1 (je denkt aan acromegalie, want hij heeft opgezwollen lichaamsdelen en GH zorgt voor waterretentie)

107
Q

Wat zijn farmacokinetische interacties?

A

Absoptie: maag/darmmotiliteit
Distributie/verdeling: eiwitbinding (farmaco competeren om een bindingsplaats op albumine)
Metabolisme: enzyminductoren
Eliminatie: stoffen die urineflow/pH beinvloeden

108
Q

Wat zijn farmacodynamische interacties?

A

Additief (1+1=2): 2 bloeddrukverlagers werken samen additief
Synergie/potentiering (1+1=4), denk bijv. aan niet-K+-sparend diureticum + laxans: risico op hypokaliemie!
Antagonisme: middelen werken elkaar tegen

109
Q

Wat voor schildklierfunctie verwacht je bij een afwijking in het thyroid peroxidase?

A

Thyroid peroxidase = TPO en zorgt voor fungeert bij de jodering koppeling als katalysator. Medicijnen strumazol en PTU inactiveren TPO.
Hierdoor krijg je een verlaagd FT4 en verhoogd TSH.

110
Q

Wat zijn futile cycles?

A

Lekken en terugpompen van ionen over membranen met als functie warmte productie.

111
Q

Wat zijn de 4 belangrijkste stappen in de behandeling van het gedifferentieerd schildkliercarcinoom?

A
  1. totale thyreoidectomie
  2. halsklierdissectie (lymfeklieren) op indicatie
  3. radioactief jodium behandeling (I-131)
  4. TSH suppressieve therapie met levothyroxine
112
Q

Bij welke ziekte past een normaal TSH en een verhoogd FT4?

A

Schildklierhormoonresistentie of TSHoma of hypofyse adenoom

113
Q

Welke factoren zorgen voor een toename van zorgkosten in Nederland?

A

Vergrijzing
Technologische ontwikkelingen
Inflatie
Leefstijl
Milieu/klimaat

114
Q

Wat voor type receptor is

A
115
Q

Wat zijn oorzaken van geisoleerde systolische hypertensie?

A

Verstijving centrale aorta
Toename perifere weerstand
Verstijving van de hartspier

116
Q

Welke histologische afwijkingen kenmerken een lang bestaand struma?

A

bloedingen, fibrose en cystevorming