TT vragen 1c1 Flashcards

1
Q

Wat zijn oorzaken voor het ontstaan van vetzucht?

A
  • afwijking in de hypothalamus
  • erfelijke afwijking in het Ob gen
  • lifestyle keuze/hypertrofie van adipocyten (volwassenen)
  • ontwikkelingsstoornis/hyperplasie van adipocyten (jonge leeftijd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke kenmerken past bij anorexia nervosa met ernstige gewichtsdaling?

A

vertekend lichaamsbeeld, amenorroe (uitblijven menstruatie), depressie, somberheid als gevolg van ondergewicht, heeft op volwassen leeftijd een mortaliteit van 5-10%
NIET ziekte-inzicht, gemiddelde duur van 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke type epitheel komt voor
- binnenzijde lip
- tong
- oesophagus

A

allemaal plaveiselepitheel!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de meest voorkomende complicatie bij een h. pylori infectie

A
  1. Atrofische gastritis –> 100% chronische gastritis
  2. ulcus duodeni –> NSAIDs
  3. maagkanker
  4. maag lymfoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk mechanisme stimuleert maagzuursecretie tijdens de cefale fase?

A

+ n. vagus
+ ACh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke mechanismes stimuleren en remmen maagzuursecretie tijdens de gastrische fase?

A

+ peptiden/aminozuren
+ rek maag
- H+ (pH<5 ) –> minder gastrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke mechanismes stimuleren en remmen maagzuursecretie tijdens de intestinale fase?

A

+ aminozuren
+ rek duodenum
- H+ –> secretine –> meer somatostatine
- GIP, CCK –> meer somatostatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke spijsverteringsprocessen speelt CCK een belangrijke rol?

A
  • remming HCl secretie
  • stimuleert acinaire secretie
  • contractie van de galblaas
  • relaxatie van de sfincter v. Oddi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat geven de I en S cellen (pancreas) af tijdens de intestinale fase (duodenum) en waar worden deze door gestimuleerd?

A

I-cel geeft CCK af en wordt gestimuleerd door:
- vetzuren
- aminozuren
- CCK-RF

S-cel geeft secretine af –> Bic. secretie en wordt gestimuleerd door:
- H+ (pH<4,5) –> S-cel wordt dus door lage pH geactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe vindt de remming van de secretie van spijsverteringsenzymen plaats als het voedsel het duodenum heeft verlaten?

A
  • afname CCK-secretie
  • afname acinaire secretie
  • Afbraak CCK-RF door trypsine in afwezigheid van voedingseiwit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt in de pancreas voorkomen dat er autodigestie optreedt?

A
  • Intracellulaire opslag in membraanblaasjes
  • afgifte als inactieve pro-enzymen
  • aanwezigheid van trypsine inhibitor (trypsine activeert alle andere spijsverteringenzymen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk nutrient wordt normaal verteerd bij enterokinase deficientie?

A

Zetmeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke afwijkingen treden op in het zout-watertransport bij CF-patienten.

A

CF patienten hebben een verminderde secretie van bicarbonaat door de pancreas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom proeft zweet zout bij patienten met CF?

A

Bij CF doet het ENaC kanaal het nog wel, maar CFTR niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn verschillen tussen het jejunum en het ileum?

A

De vascularisatie van het jejunum bestaat uit lange rechte vaten, die van het ileum heeft meer bogen.
Jejunum is breder en korter dan het ileum en een grotere diameter.
Het ileum heeft meer plooien en villi dan het jejunum.
Een divertikel van Meckel kan je aantreffen in het ileum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een mutatie in welk gen veroorzaakt hemochromatose (ijzeropname in de dunne darm)

A

HFE gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk hormoon reguleert de opname van Fe2+ in de proximale dunne darm

A

Hepcidine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van transferrine?

A

Binding en transport van ijzer in de bloedbaan, noodzakelijk voor opname van ijzer door cellen via transferrine receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe komt het dat de transferrine saturatie in hemochromatose patienten verhoogd is?

A

Verhoogde opname van ijzer in darm. Opgenomen ijzer bindt aan transferrine eiwit. Dit ijzer-gebonden transferrine accumuleert in
circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de oorzaak dat mensen met homozygote sikkelcelziekte een grotere kans hebben op het enstig verlopen van infecties met pneumococcen?

A

Asplenie = niet functionerende milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke microscopisch waarneembare veranderingen zijn kenmerkend in het slijmvlies van de tractus digestivus als er sprake
is een acute/actieve ontsteking?

A

Intacte architectuur van het slijmvlies en de aanwezigheid van segmentkernige neutrofiele granulocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar duidt een verhoogd lipase op?

A

pancreatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke 3 macro-anatomische structuren onderscheidt de dikke darm van de dunne darm?

A
  • haustra coli
  • taenia coli
  • appendices epiploica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe verloopt de veneuze afvoer van het bloed vanuit het colon descendens naar de lever?

A

vanaf de v. mesenterica inferior via de v. splenica (lienalis) naar de v. porta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke van de onderstaande hemoglobineketens zijn niet aanwezig bij patienten met sikkelcelziekte?

A

delta ketens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom veroorzaakt een defect in de uitscheiding van fosfolipiden in de gal tot ernstige leverziete?

A

Fosfolipiden voorkomen schade in de galwegen door galzouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waar kan faeces elastase op duiden?

A

pancreasinsufficiëntie. elastase is enzym van de pancreas, daarmee kan je eiwitten afbreken. Vertering is slecht bij pancreasinsufficientie –> elastase in faeces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat doet enterokinase?

A

Zet trypsinogeen om in trypsine. Gemaakt in het duodeum. Trypsine hydrolyseert vetten en eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat stimuleert de secretie van bicarbonaat tijdens de cefale, gastrale en intestinale fase? (exocriene pancreas)

A

Cefale fase: acetylcholine, vetzuren
Gastrale: acetylcholine, vetzuren en gastrine
Intestinale fase: vetzuren, aminozuren, CCK-RF (CCK), secretine (wordt afgegeven door laag pH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

In welk gebied bevindt zich het:
- verzadigingscentrum
- hongercentrum
- 1e orde AgRP
- 2e orde AgRP

A
  • verzadigingscentrum: ventromediale hypothalamus
  • hongercentrum: laterale hypothalamus
  • 1e orde AgRP: arcuate nucleus
  • 2e orde AgRP: paraventriculaire nucleus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke kauwspieren zorgen voor depressie (+protractie) van je kaak?

A
  • 2 tongbeenspieren
  • m. pterygoideus lateralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke kauwspieren zorgen voor elevatie van je kaak?

A
  • m. masseter en m. temporalis
  • m. pterygoideus medialis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke kauwspieren zorgen voor protractie en retractie?

A
  • m. pterygoideus lateralis en medialis
34
Q

Wat voor spier is de m. buccinator?

A

mimische spier, wordt aangestuurd door de n. facialis

35
Q

Waar worden de kauwspieren door aangestuurd?

A

n. mandibularis (3e tak van n. trigeminus)

36
Q

Welke zenuwen spelen een rol bij het anterior (2/3) deel van de tong?

A

n. lingualis (V3) –> gevoel
n. facialis (via chorda tympani) –> smaak

37
Q

Welke zenuwen spelen een rol bij het posterior (1/3) deel van de tong?

A

n. glossopharyngeus –> smaak en gevoel

38
Q

Welke zenuwen spelen een rol bij de motoriek van de tong?

A

n. hypoglossus (XII) (&1 via de n. vagus)

39
Q

Welke cellen zijn ‘smaakpapillen’?

A

Circumvallata: smaak achterste gedeelte
Fungiformis: smaak zijkant
Foliate: smaak voorkant
Filiform: transport, verhoornd

40
Q

Bij welke patienten moet je denken aan pylorushypertrofie?

A
  • komt vaker voor <3 maanden dan bij oudere baby’ s
  • jongens hebben het vaker dan meisjes
  • niet-gallig spugen
41
Q

Wat gebeurt er bij Barrett’s oesophagus?

A

metaplasie: distale deel oesophagus plaveiselepitheel wordt vervangen door cilindrisch klierepitheel.
–> grotere kans adenocarcinoom

42
Q

Welke structuren komen in de hele tractus digestivus voor?

A

mucosa, submucosa, muscularis en adventitia/serosa

43
Q

In welke fase en hoe beinvloeden peptides en aminozuren de maagzuursecretie?

A

in de gastrale fase, door stimulatie van de gastrine afgifte.

44
Q

Welk remmend mechanisme van de maagzuursecretie gaat verloren bij Zollinger-Ellison syndroom?

A

Zollinger-Ellison syndroom: gastrine productie door tumor in de G-cellen.
verlies van mechanisme: H+ (pH<5) –> minder gastrine productie. Dus bij Zollinger-Ellison syndroom zal het gastrine verhoogd blijven. (en HCl ook)

45
Q

Waar wijst postitief DAT-test op?

A

auto-immuun hemolytische anemie

46
Q

Wat duidt erop dat hemolyse de meest waarschijnlijke oorzaak is van de icterus?

A

verlaagd haptoglobine

47
Q

Wat is het effect van UDCA?

A

de secretie van galzouten gaat omlaag, maar de galflow gaat omhoog –> voorkomt dat er galstenen ontstaan.

48
Q

Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van acute en chronische pancreatitis?

A

Acuut: obstructie (galstenen) en alcohol (trauma fietsstuur bij kinderen)
Chronisch: acuut –> chronisch, alchohol, medicatie, genetische factoren

49
Q

Welke organen zijn intra- en retroperitoneaal gelegen?

A

Intra-peritoneaal:
- milt
- jejunum
- ileum
- colon transversus
- colon sigmoideum en rectum
Retro-peritoneaal:
- duodenum
- pancreaskop
- colon descendens

50
Q

Welke lactose en sucrose uitslagen verwacht je bij een patient met coeliakie?
En bij pancreas dysfunctie?

A

lactose afwijkend, sucrose afwijkend
lactose normaal (lactase gemaakt dunne darm), sucrose normaal (verteerd door sucrase-isomaltase gemaakt in dunne darm)

51
Q

Hoe worden langketige vetzuren door de enterocyt vanuit het darmlumen naar het bloed getransporteerd?

A

luminaal door passief transport en basolateraal als vrije vetzuren

52
Q

Hoe veroorzaakt cholera toxine het ontstaan van diarree?

A

CT activeert kanalen die choride afgeven aan het lumen van de darm

53
Q

Wat is er verandert aan het microscopisch beeld bij een chronische ontsteking?

A

Chronisch: Verstoorde architectuur en toename lymfocyten.
Acuut: intacte architectuur en aanwezigheid segmentkernige neutrofiele granulocyten.

54
Q

Wat kan je zeggen over zweetklieren bij CF?

A

CFTR zit apicaal in de duct en is absorptief, waardoor water ook diffundeert en er relatief meer natrium in je zweet zit.

54
Q

Welk aminozuur wordt gevormd bij een enzymreactie met B12 als cofactor?

A

methionine

55
Q

Welke bloedwaarden laat je bepalen bij vermoeden van erfelijke hemochromatose?

A
  • Levertesten: ALAT, ASAT, gamma-GT
  • Transferrine saturatie
  • Ferritine gehalte
  • Hepcidine
56
Q

Wat is de reden dat bij de ziekte van Crohn Paneth cel metaplasie optreedt?

A

Paneth cellen bevinden zich normaalgesproken alleen in de dunne darm en hebben daar de functie van afweer (onderheid stamcellen en productie lysozymen).

Als tijdens de ziekte van Crohn chronische ontsteking van de dikke darm optreedt interpreteert het lichaam dat als een onvermogen om een bacteriële
infectie te klaren. Als reactie hierop maakt het lichaam Paneth cellen, als extra verdedigingslinie.

57
Q

Welke beeldvormingstechniek is het beste voor de beoordeling van pancreascarcinoom?

A

CT abdomen, want dit heeft de hoogste sensitiviteit en specificiteit hiervoor.

58
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van levercirrose in de westerse wereld?

A

alcoholische en niet-alcoholische steatohepatitis

59
Q

Welke pathologische veranderingen zorgen voor het ontstaan van ascites (=vocht in de buik) bij patienten met levercirrose?

A
  • portale hypertensie zorgt voor dilatatie van mesenteriaal vaatbed en arteriele vasodilatatie (bloed gaat omwegen zoeken, want druk is hoog)
  • die omwegen moeten dus gedilateerd worden om het hogere bloedvolume aan te kunnen –> RAAS wordt geactiveerd
  • RAAS zorgt naast vaatdilatatie, ook voor retentie van water en zout
  • hierdoor wordt water vastgehouden wat leidt tot een overloop van vocht in de buik.
60
Q

Waarom is afleiding van gal effectief tegen jeuk bij patienten met cholestase?

A

Stoffen die jeuk veroorzaken worden niet meer opgenomen door de darm. De jeuk wordt namelijk veroorzaakt door de ophoping van jeukstoffen in de gal.

61
Q

Bij welk ziektebeeld heb je bewegingdrang en donkere urine?

A

alleen bij choledocholithiasis(galstenen in galwegen)

62
Q

Hoe kun je differentieren tussen choledocholithiasis en cholecystitis?

A

bij cholecystitis heb je aanhoudende pijn, terwijl bij choledocholithiasis heb je aanvalsgewijze pijn.

63
Q

Door welke zenuwen wordt de n. lingualis gevormd en waar is het verantwoordelijk voor?

A

n. lingualis komt uit de ‘ware’ n. lingualis en stukjes van de n. facialis (chorda tympani). Het is verantwoordelijk voor de sympatische aansturing van speekselklieren, smaak voorste deel tong en sensibiliteit voorste deel.

64
Q

Wat zijn de 2 buitenste lagen van de oesophagus?

A

adventitia en tunica muscularis-circulaire laag

65
Q

In welke fase van de spijsvertering en hoe beinvloeden vetzuren de maagzuursecretie?

A

in de intestinale fase, door stimulatie van CCK afgifte

66
Q

Wat is er aan de hand bij Zollinger-Ellison syndroom en waarom werken hiervoor PPI’s (protonpompremmers: omeprazol) beter dan H2 receptor antagonisten (-dine)

A

permanent hoog serum gastrine door een gastrine producerende tumor geeft een permanente stimulering van de pariëtale cel en dus constante HCl secretie.

Naast de centrale activatie via EC-cellen en histamine afgifte, kan gastrine de pariëtale cel ook direct activeren. H2 receptor antagonisten remmen dit laatste mechanisme niet. Omeprazol inactiveert de proton pomp en remt beide routes

67
Q

Hoe werkt maaglipase?

A

maaglipase is pepsine resistent en heeft een functie in de activatie van de pancreas secretie.

68
Q

Wat zijn de verschillen tussen MTC’s en LTC’s met betrekking tot het transport door het darmlumen en de opname door de enterocyt?

A

Het transport van MCT’s kan onafhankelijk van galzouten (1p) en micel vorming (1p) plaatsvinden. Daarnaast is actief pancreas lipase is niet nodig voor
opname in de enterocyt.

69
Q

Waarin verschilt de basolaterale afgifte door de enterocyt van de verteringsproducten van MTC’s met die van LTC’s ?

A

MTC’s: afgifte van glycerol en vrije vetzuren (1p) aan het bloed
LTC’s, afgifte van chylomicronen aan de lymfe

70
Q

Wat hebben de door CF aangedane organen gemeen?

A

Het betreft organen die betrokken zijn bij epitheliaal zout- en watertransport

71
Q

Welke lever klachten ontwikkelen deze patiënten en verklaar waarom dit op latere leeftijd ontstaat?

A

Cholestase (gal kan niet van de lever naar de galblaas).
Alleen de ductulaire secretie van zout en water is CFTR afhankelijk (1p). De canaliculaire secretie is dit niet en blijft functioneel (1p).
Dit in tegenstelling tot bv de pancreas, waarbij de secretie volledig CFTR afhankelijk is

72
Q

Wat zijn veranderingen die plaatstvinden in het epitheel bij intestinale metaplasie?

A

intestinale metaplasie is de transformatie van plaveiselcelepitheel naar intestinaal type epitheel, met aanwezigheid van slijmbekercellen

73
Q

Wanneer gebruik je een sigmoidoscopie of colonoscopie?

A

sigmoidoscopie bij helder rectaal bloedverlies, dan weet je namelijk dat het dichtbij het rectum zit en hoef je niet het hele colon door zoals bij een colonoscopie.

74
Q

Welke rectale spieren staan onder contractie van de wil?

A

de m. sphincter ani exterior en de m. levator ani.
NIET de m. sphincter ani interior

75
Q

Waardoor ontstaat botontkalking (osteoporose) bij cholestatische leverziekten?

A

Cholestase vermindert de intestinale absorptie van vet-oplosbare moleculen hierdoor kan een vit. D deficientie ontstaan.

76
Q

Waar bevinden zich de Kuppfer cellen?

A

sinusoiden

77
Q

Welke onderzoeksbevindingen passen bij PBC (primaire biliaire cirrose)?

A
  • verhoogd serum IgM gehalte
  • serum antistoffen tegen mitochondrien
  • een leverbiopsie die granulomen en ductopenie toont
    NIET cholangiografisch aantoonbare galwegstricturen –> PSC
78
Q

Waar bevinden zich de volgende cellen?
- Paneth cellen
- Brunner klieren
- Peyers patches
- Gobletcellen
- neuro-endocriene cellen
- Plaveiselepitheel

A
  • Paneth cellen = hele dunne darm
  • Brunner klieren = alleen duodenum
  • Peyers patches = alleen ileum
  • Gobletcellen (=slijmbekercellen) = hele dunne darm EN colon (colon heeft meer goblet cellen en minder enterocyten)
  • neuro-endocriene cellen = colon
  • Plaveiselepitheel = mond t/m oesophagus en anus
79
Q

Wat is de eerste keus behandeling bij acute pouchitis?

A

metronidazol (antibiotica) of ciproxin oraal

80
Q

Waar vindt hormonaal gereguleerde opname van Ca2+ voornamelijk plaats?

A

duodenum

81
Q

Wat betekent een positief Murphy sign?

A

Cholcystitis (galsteen in galblaas)