tt 2016 Flashcards

1
Q

2 nadelen lipbiopt bij sjogren

A

beschadiging van de zenuw van de lip waardoor een doof gevoel kan blijven bestaan
Een ander nadeel is de beperkte specificiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lab coeliakie

A

verlaagd foliumzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

skin prick test

A

sensitiviteit voor huisstofmijt aantonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke cytokinen werken stimulerend op de specifieke IgE synthese door de B-cel?

A

IL4, IL13

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat doet anti-IgE met astma?

A

Anti-IgE geeft reductie van astma en rhinitis-symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

antifosfolipidensyndroom kenmerken

A

livido reticularis

trombopenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wrm microscopie bij raynaud doen

A

onderscheid primaire en secundaire Raynaud

onderscheid tussen vroege, actieve en late fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

behandelindicatie sarcoidose

A

Als de alveolaire diffusie significant afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarop berust de effectiviteit van adrenaline bij de behandeling van anafylactische reacties?

A

de α- en β adrenerge werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is geen adequate behandeling van een Clostridium difficile infectie?

A

vancomycine iv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het werkingsmechanisme van oseltamivir?

A

het voorkomt dat influenza virussen loslaten van de geïnfecteerde cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly